De meeste werknemers die zich ziek melden hervatten hun werkzaamheden weer binnen enkele weken. Maar het kan voorkomen dat een werknemer langer uit de roulatie is. Werkgever en werknemer moeten in dat geval beiden werken aan een effectieve re-integratie. Het uitgangspunt voor de re-integratie van de zieke werknemer is re-integratie in de oorspronkelijke functie en, indien dat niet mogelijk is, hervatting in een andere functie bij de oorspronkelijke werkgever. Dit is ‘re-integratie eerste spoor’. Sinds 2002 heeft de werkgever ook de verantwoordelijkheid om, indien het niet mogelijk is om de zieke werknemer binnen de eigen organisatie te laten re-integreren, re-integratie bij een andere werkgever na te streven. Dit is ‘re-integratie tweede spoor’.

Dit rapport bevat de weerslag van twee onderzoeken naar de werking van re-integratie tweede spoor. Het eerste onderzoek komt tot een overkoepelende definitie van effectieve re-integratie via het tweede spoor. Het tweede onderzoek beschrijft hoe actoren in de praktijk invulling geven aan het tweede spoor en de problemen die ze daarbij ondervinden. De onderzoeken zijn uitgevoerd door een onderzoeksteam van Panteia, de Beleidsonderzoekers en SEO Economisch Onderzoek.

Het re-integreren van een zieke werknemer via het tweede spoor komt in de praktijk voor bij 15% van de werkgevers in Nederland (in de afgelopen vier jaar). Daarbij geldt, hoe groter de organisatie, hoe groter ook de kans dat het tweede spoor in de afgelopen vier jaar is ingezet. Dit is ook conform de verwachting, er is immers meer ziekteverzuim in grote organisaties. Ruim een derde van de werknemers die een tweedespoortraject volgt, komt weer aan het werk. Daarvan komt iets minder dan de helft weer in dienst bij de oude werkgever en iets meer dan de helft bij een nieuwe werkgever.

Er zijn verschillende motieven mogelijk waarom een werkgever een tweedespoortraject in zou zetten. In het stelsel zijn enkele forse financiĆ«le prikkels aangebracht die voor de werkgever belangen scheppen om over te gaan tot het tweede spoor: de loondoorbetalingsplicht, de dreiging van een loonsanctie door het UWV en de WGA premiedifferentiatie, de laatste met name voor grotere werkgevers. Volgens werkgevers is de belangrijkste reden om een tweedespoortraject te starten het ontbreken van passend werk bij de oorspronkelijke werkgever. Slechts een klein deel van de werkgevers geeft aan het tweedespoortraject te hebben ingezet om een loonsanctie te voorkomen. Gemiddeld zo’n 15% van de werkgevers die in de afgelopen vier jaar een tweedespoortraject zijn gestart is wel eens geconfronteerd met een loonsanctie.