SEO Economisch Onderzoek heeft samen met ResearchNed, Pieter Huisman en Frans de Vijlder de wettelijke evaluatie van de Wet fusietoets uitgevoerd. Volgens deze wet behoeven fusies de goedkeuring van de minister van OCW, waarbij er een toetsdrempel geldt; besturenfusies in het primair onderwijs waarbij minder dan tien scholen zijn betrokken en institutionele fusies in het primair onderwijs waarbij minder dan 500 leerlingen zijn betrokken behoeven geen toets en goedkeuring. Wel dienen ook in die gevallen fusiepartners in het onderwijs voorafgaand aan een fusie een voorgestructureerde fusie-effectrapportage (FER) in te vullen.

De Wet fusietoets in het onderwijs is in meerdere opzichten te zien als een reactie op de schaalvergroting die zich heeft voltrokken in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs, maar heeft na de inwerkingtreding in 2011 in overgrote mate feitelijk toepassing gekregen in het funderend onderwijs. Veruit de meeste aanvragen kwamen uit het primair en voortgezet onderwijs. Voor het middelbaar beroepsonderwijs zijn slechts 2 aanvragen voor fusie ingediend. Juist in het funderend onderwijs is echter de noodzaak tot samenwerking en fusie in de afgelopen jaren door verschillende omstandigheden, zoals leerlingendaling en passend onderwijs, gegroeid. In deze sectoren is de behoefte aan (bestuurlijke) fusies en samenwerking toegenomen om te kunnen blijven voorzien in een breed en gevarieerd onderwijsaanbod.

Het onderzoek concludeert dat de Wet fusietoets een onduidelijke opbrengst heeft, qua toetskader op sommige onderdelen open en op andere onderdelen weer strikt van aard is en op een aantal punten (zoals de menselijke maat, de feitelijke keuzevrijheid op lokaal niveau en bij de aanpak van krimp) in de praktijk niet goed uitwerkt. Mede hierdoor roept de Wet fusietoets in het veld ook veel weerstand op. Per saldo adviseren we een fundamentele heroverweging van de Wet en beleidsregels fusietoets, waarbij zou moeten worden bezien hoe de wet- en regelgeving zo kan worden ingericht dat partijen op lokaal en regionaal niveau optimaal kunnen samenwerken, en het toetskader meer focus heeft op wat echt de risicogevallen zijn voor de menselijke maat en keuzevrijheid. Daarbij zouden de sectorale verschillen meer leidend moeten zijn.