Het terugdringen van bureaucratie rond leerlingenzorg is één van de doelstellingen van passend onderwijs. Om na te kunnen gaan of die doelstelling wordt gehaald, is inzicht nodig in de mate van bureaucratie in het oude stelsel, dus voorafgaand aan passend onderwijs. Hoe hebben scholen en ouders die bureaucratie ervaren, en hoe was het toen gesteld met de bureaucratie bij de samenwerkingsverbanden passend onderwijs? Dit is vastgesteld door middel van een nulmeting, waarin onderscheid is gemaakt tussen feitelijke bureaucratie bij samenwerkingsverbanden en regionale expertise centra, ervaren bureaucratie op scholen en ervaren bureaucratie bij ouders.

Feitelijke bureaucratie is binnen dit onderzoek gedefinieerd als overheadkosten: alle indirecte kosten ten behoeve van het primaire proces. Vertaald naar de samenwerkingsverbanden passend onderwijs en regionale expertise centra bestaan deze uit alle kosten rond de indicatie en toeleiding naar ondersteuningstrajecten en de organisatie van de leerlingondersteuning. Alle kosten voor de leerlingondersteuning zelf betreffen directe kosten.

Op basis van gegevens uit onder meer jaarverslagen, begrotingen, zorgplannen en gesprekken is voor 17 oude samenwerkingsverbanden en drie regionale expertise centra de overhead met enige Zekerheid vastgesteld. Bij de samenwerkingsverbanden bleek dat in 2013 tussen 10 en 25 procent van hun totale budget te betreffen. Bij de regionale expertisecentra (organisaties met alleen coördinerende taken) betrof het 100 procent overhead.

Bureaucratie op scholen is opgevat als het geheel aan administratieve en overlegtaken rond leerlingenzorg. Met behulp van een online enquête is aan docenten en intern begeleiders in het (regulier en speciaal) basisonderwijs en voor docenten, mentoren en zorgcoördinatoren in het voortgezet onderwijs gevraagd hoe zij deze taken ervaren hebben in het schooljaar 2013-2014. Uit die enquête blijkt dat deelnemers aan het onderzoek over het algemeen de administratie en het overleg rond leerlingenzorg weliswaar tijdrovend vonden, maar ook nuttig. Wel zijn er behoorlijke verschillen: de één heeft meer bureaucratie ervaren dan de ander en leraren hebben gemiddeld meer bureaucratie ervaren dan intern begeleiders of zorgcoördinatoren. Uit de enquête komt verder naar voren dat men minder last had van bureaucratie naarmate er minder externe druk was en men meer het gevoel had voldoende deskundig te zijn en zelf zeggenschap te hebben over de uit te voeren taken. Belangrijkste bron van ergernis was de grote hoeveelheid papierwerk: veel lange formulieren met zich herhalende vragen waarop in te veel detail moest worden geantwoord.

Ervaren bureaucratie bij ouders van zorgleerlingen in de situatie voor passend onderwijs, is gemeten voor vijf deelaspecten: diagnostisch onderzoek, het maken van een handelingsplan, het invullen van formulieren, het aanvragen van een indicatie en het zoeken en vinden van een geschikte school. Ouders blijken nogal te verschillen in de mate waarin zij hierbij bureaucratie hebben ervaren. Sommige ouders voelden zich van het kastje naar de muur gestuurd, vinden dat ze eindeloos moeizame gesprekken moesten voeren en vonden hun gesprekspartners niet deskundig. Andere ouders vinden juist dat alles uiterst soepel ging en dat ze goed en deskundig werden begeleid. Het gemiddelde oordeel van ouders valt vrij positief uit: ze vinden dat de procedures wel tijd kostten, maar die tijd ook waard waren. Hoogopgeleide ouders zijn over het algemeen kritischer dan ouders met een laag opleidingsniveau.