In opdracht van SIC publiceerde SEO Economisch Onderzoek in juni 2004 het rapport Verplaatsing industrie: hoe erg is het?. Dit rapport is dit najaar geactualiseerd, wederom in opdracht van SIC en uitgevoerd door SEO. Het betreft een onverminderd actueel thema: de verplaatsing van productie en werkgelegenheid. Hoe staat het anno 2012 met het beeld dat de industrie zich in hoog tempo zou verplaatsen naar lagelonenlanden? In hoeverre is dit beeld met harde cijfers te onderbouwen, en wat zijn de economische consequenties ervan?

Net als in 2004 wordt het beeld van massale Nederlandse investeringen in Midden- en Oosteuropa of Azië cijfermatig niet ondersteund. Een toename van de toegevoegde waarde van de industrie en een tegelijkertijd afnemende werkgelegenheid duidt eerder op productiviteitstoenames en verschuivende consumptiepatronen, dan op problemen door bedrijfsverplaatsingen. Problemen als gevolg van bedrijfsverplaatsingen ontstaan wanneer werknemers geen nieuwe baan kunnen vinden. In het rapport van 2004 zijn de voorwaarden voor het vinden van nieuwe banen vervat in flexibiliteit op de arbeidsmarkt, de verwerving van nieuwe kennis en vaardigheden en het benutten van comparatieve voordelen. Er is geen reden om daar anno 2012 anders tegenaan te kijken. Het Nederlandse investeringsklimaat, de beroepsbevolking en de arbeidsmarkt scoren (internationaal) goed. Maar er zijn ook verbeterpunten, met name op het gebied van beleidsZekerheid, het creëren van een level playing field, aandacht voor onderzoek en ontwikkeling, schaarste aan technisch geschoolde arbeid, valorisatie van kennis en een arbeidsmarkt met de juiste mate van flexibiliteit.

De cijfers in dit rapport duiden op een blijvende trend van internationalisering van de economie, ook – of zelfs: juist – in de industrie. Internationale specialisatie vormt een bron van handelsvoordelen en daarmee welvaart. Dit laat onverlet dat juist in een tijd van globalisatie de eerder genoemde verbeterpunten ten volle de aandacht verdienen. Wat dat betreft blijft de conclusie uit het rapport van 2004 overeind dat beleid het beste kan worden gericht op versterking van de concurrentiepositie en het uitbouwen van comparatieve voordelen. Globalisatie betaalt zich immers niet vanzelf uit.