De kosten van bovenwettelijke uitkeringen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid maken in het kleinbedrijf een groter deel uit van de totale kosten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid dan in het grootbedrijf. Dit komt omdat bovenwettelijke uitkeringen in het kleinbedrijf leiden tot meer verzuim en een langere duur van de arbeidsongeschiktheid. Mogelijk komt dit doordat in grote bedrijven met een bovenwettelijke uitkering een actiever verzuim- en re-integratiebeleid wordt gevoerd dan in grote bedrijven zonder bovenwettelijke uitkering, waardoor het effect van de bovenwettelijke uitkering wordt gemitigeerd. Kleine bedrijven besteden naar verwachting minder professionele aandacht aan verzuimbeleid en hebben bovendien minder mogelijkheden om werknemers te re-integreren.

Een deel van de regeldruk die beginnende ondernemers ervaren bij het aannemen van personeel vloeit voort uit CAO-afspraken die zijn gemaakt over bovenwettelijke regelingen op het terrein van verlof, ziekte en arbeidsongeschiktheid. Afspraken in CAO’s over verlof, ziekte en arbeidsongeschiktheid kunnen zowel de duur als de hoogte van doorbetaling regelen. Bovenwettelijke afspraken betreffen alle afspraken die de wettelijke verplichtingen van werkgevers te boven gaan. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om afspraken in de CAO over doorbetaling van ouderschapsverlof, terwijl wettelijk alleen een recht bestaat om onbetaald verlof op te nemen. Om een indruk te krijgen van de mate waarin bovenwettelijke CAO-afspraken de doorgroei van beginnende ondernemers naar werkgeverschap belemmeren heeft het ministerie van Economische Zaken gevraagd de effecten van deze regelingen voor werkgevers in kaart te brengen.