Het ministerie van OCW heeft recent enkele focusgroepen georganiseerd, waarin bij leerlingen en studenten is gevraagd naar de keuze van bèta/techniek. Hieruit komen voor het ministerie interessante inzichten naar voren. Het ministerie is echter ook op zoek naar een meer kwantitatieve onderbouwing bij de verworven inzichten uit de focusgroepen. Daarbij moet aandacht worden geschonken aan sociaal-economische kenmerken (met name geslacht en etniciteit) en de profielkeuze in het voortgezet onderwijs. In dit onderzoek wordt aan de hand van gegevens uit de TKMST-monitor van Aromedia en de Stichting voor Economisch Onderzoek deze kwantitatieve onderbouwing gegeven.

Met behulp van een logit-analyse voor havo- en vwo-eindexamenleerlingen is de kans berekend op het kiezen voor een bètastudie, ten opzichte van de keuze voor een niet bètastudie. Uit deze analyse blijkt dat allochtone havo-leerlingen een kleinere kans hebben om te kiezen voor een bètastudie dan autochtone leerlingen. Ook blijkt dat vwo-meisjes een groter kans hebben om te kiezen voor een bètastudie dan vwo-jongens. Zoals valt te verwachten geldt voor beide niveaus dat leerlingen met het profiel N;T of N;G een grotere kans hebben op de keuze voor een bètastudie. Wanneer ook het opleidingsniveau van de ouders en een aantal sociale kenmerken meegenomen, blijkt dat deze bij zowel havo- als vwo-leerlingen geen significant effect te hebben op de keuze voor een bètastudie.

Ook is in het onderzoek gekeken naar wat de kans beïnvloedt op het kiezen voor respectievelijk een harde of een zachte bètastudie (ten opzichte van de keuze voor een niet bètastudie). Hieruit blijkt dat meisjes een kleinere kans hebben om te kiezen voor een harde bètastudie dan jongens, terwijl zij een grotere kans hebben om te kiezen voor een zachte bètastudie. Havo-leerlingen uit de regio Noord hebben een kleinere kans om te kiezen voor een harde bètastudie dan leerlingen uit de rest van Nederland. Voor vwo-leerlingen geldt dat Leerlingen uit de regio Midden hebben een kleinere kans om te kiezen voor een harde bètastudie dan leerlingen uit de rest van Nederland. De herkomst van de leerlingen heeft geen invloed op de keuze voor een zachte bètastudie. Leerlingen met het profiel N;T of N;G hebben een grotere kans om te kiezen voor een harde bètastudie dan leerlingen met een ander profiel.

Het feit of beide ouders van de havo-leerling werkzaam zijn heeft ook een positief effect op de keuze voor een harde bètastudie, een effect dat niet is terug te zien onder vwo’ers. Een toenemend aantal uren surfen op het internet vergroot de kans om te kiezen voor een harde bètastudie, terwijl het juist de kans om te kiezen voor een zachte bètastudie verkleint. Etniciteit heeft alleen effect op de keuze voor een zachte bètastudie; allochtonen hebben een kleinere kans op het kiezen hiervan. Het willen gaan studeren op universitair niveau heeft een positief effect op de kans voor vwo’ers om te kiezen voor een harde of zachte bètastudie.