Vroeger was het leven duidelijk: de man werkte en de vrouw zorgde voor de kinderen. Na 40 dienstjaren – vaak nog bij dezelfde werkgever – mocht de man met pensioen. Momenteel werken vaak zowel de man als de vrouw. In het zogenaamde ‘spitsuur van het leven’ of ‘het gezinsdal in het inkomen’ – de periode waarin mensen moeten zorgen voor kinderen en ouders en moeten denken aan hun carrière – komen mensen tijd tekort. Om tegemoet te komen aan de veranderende levensloop van mensen heeft het kabinet de levensloopregeling geïntroduceerd.

De levensloopregeling is een individuele voorziening waarmee mensen verschillende vormen van verlof kunnen opnemen, zoals zorgverlof, een sabbatical, verlof voor stervensbegeleiding, ouderschapsverlof of educatief verlof. Werknemers mogen het verlof – een wijziging op eerdere voorstellen van de regeling – ook gebruiken om eerder te stoppen met werken.

Over de behoefte van consumenten en werkgevers aan de levensloopregeling bestaan verschillende meningen. Sommigen verwachten een groot succes, anderen denken dat de levensloopregeling vrijwel alleen gebruikt zal gaan worden voor het prepensioen. In dit onderzoek wordt antwoord gegeven op de volgende vragen. Hebben werknemers behoefte aan de levensloopregeling? Op welke momenten in de levensloop zullen de werknemers hun spaarpotje inzetten? Hoe ziet de levensloopregeling er idealiter uit volgens werkgevers? Gaan mensen hun prepersioentegoeden inzetten voor de levensloopregeling? Het rapport (hieronder) beschrijft de uitkomsten van een literatuurstudie naar de antwoorden op deze vragen.