Alle scholen brengen jaarlijks gemiddeld tussen € 200 en € 400 extra kosten in rekening bij ouders voor het volgen van tweetalig onderwijs en dat lijkt voor de meeste ouders geen belemmering te vormen voor deelname. Voor ouders waarvoor dit wel het geval is hebben de meeste scholen een voorziening. Het uitsluiten van leerlingen van deelname bij het niet kunnen betalen van de kosten is bij ruim een derde van alle tto-scholen onderdeel van hun beleid, maar komt in de praktijk nauwelijks voor omdat bijna alle ouders de kosten betalen.

Het aantal scholen in het voortgezet onderwijs dat tweetaling onderwijs (tto) aanbiedt is stijgende, met name in het vmbo. Ook het aantal leerlingen dat voor tto kiest groeit. Dit is een goede ontwikkeling ten aanzien van internationalisering, maar heeft een keerzijde vanwege de (verplichte) ouderbijdrage die voor tto gevraagd wordt. Leerlingen van minder draagkrachtige ouders kunnen hierdoor beperkt worden in hun keuze voor tto en dit werkt kansenongelijkheid mogelijk in de hand. Het tegengaan van kansenongelijkheid is momenteel één van de speerpunten van het ministerie van OCW.

Het onderzoek naar de kosten van tto is voor een groot deel geïntegreerd in de Schoolkostenmonitor 2018-2019, die grofweg bestaat uit een enquête onder scholen en een enquête onder ouders van leerlingen. In totaal hebben 62 tto-scholen, 216 ouders van tto-leerlingen en 353 ouders van leerlingen die tto overwogen hebben meegedaan aan het onderzoek.

Het rapport ‘Kosten voor tweetalig onderwijs in het voortgezet onderwijs’ en de ‘Schoolkostenmonitor po, vo, mbo 2018-2019’ zijn gelijktijdig op 12 maart 2019 aangeboden aan de Tweede Kamer. Lees hier de beleidsreactie.