Op enig moment zit ongeveer zes procent van de Nederlandse werknemers langer dan drie jaar in de flexibele schil van de arbeidsmarkt. Gedurende dat verblijf hebben deze werknemers één of meer tijdelijke of flexibele banen, kunnen een korte tijd een werkloosheidsuitkering ontvangen of als zelfstandig ondernemer opereren, maar hebben in ieder geval geen werk in vaste dienst. Omdat het om een kleine, redelijk constante groep werknemers gaat, lijkt er sprake van tweedeling op de arbeidsmarkt. Opvallend is echter dat werknemers die langdurig in de flexibele schil zitten meer lijken op werknemers in vaste banen dan werknemers die slechts kort in de flexibele schil werken.

Werknemers in de flexibele schil van de arbeidsmarkt zijn vaker vrouw, jong, alleenstaand, allochtoon, lager opgeleid en woonachtig in minder goede wijken. Ze werken vaker onder hun opleidingsniveau, vaker in grote bedrijven en hebben fors minder looninkomsten. De meeste van deze kenmerken komen juist minder vaak voor bij werknemers die langdurig verblijven in de flexibele schil van de arbeidsmarkt. De kans op een verblijf van drie jaar of langer in de flexibele schil ligt gemiddeld op 15% bij instroom in een tijdelijke of flexibele baan. Die kans is groter voor mannen, ouderen, gehuwden, niet-westerse allochtonen, werknemers met een relatief hoog inkomen, werkzaam in kleinere bedrijven en in economisch minder gunstige tijden.

Een langdurig verblijf in de flexibele schil van de arbeidsmarkt kan niet onmiddellijk worden geassocieerd met de onderkant van de arbeidsmarkt of de onderkant van de samenleving. Ook hoger opgeleiden in hogere beroepen zijn redelijk vertegenwoordigd in de groep die langdurig in tijdelijke of flexibele banen zit, terwijl de uitkeringsafhankelijkheid niet hoog ligt. Aan de andere kant wonen deze werknemers vaker in minder goede wijken, werken vaker onder hun niveau en hebben inkomsten die gemiddeld fors lager liggen dan in de kern van de arbeidsmarkt, zeker met het oog op de gemiddelde leeftijd en het genoten opleidingsniveau van deze werknemers. Die lage inkomens worden bovendien in veel minder gevallen aangevuld door een partnerinkomen, aangezien het grootste deel van deze werknemers geen partner heeft. Hoewel het dus om een vrij heterogene groep werknemers gaat, lijkt in ieder geval een deel van de werknemers die langdurig in de flexibele schil van de arbeidsmarkt verblijft zich aan de onderkant van de samenleving te bevinden.