Zelfregulering heeft een stevige institutionele plaats verworven, maar zelfsturing heeft in de praktijk niet zo’n stevig verankerde plaats. De mogelijkheden voor zelfsturing (en trouwens ook voor zelfregulering) lijken nog lang niet allemaal benut.

Dit heeft te maken met het feit dat wetgeving veel meer als een indicator voor succes van een bepaalde bewindspersoon wordt gezien dan het bevorderen van zelfsturing. Toch is dat een misconceptie. Zelfsturing betekent immers niet dat men kan vervallen in vrijblijvendheid. Er zullen te allen tijde adequate en handhaafbare normen moeten zijn.

Hoe dan ook, er lijkt een omslag in het beleid waarneembaar dat steeds meer op horizontalisering, en als onderdeel daarvan op zelfsturing, is gericht. Na een periode van overheidssturing (voor 1980) en van sturing door terugtreding met privatisering en deregulering (1980-1995) zijn we nu aanbeland bij een nieuwe manier van sturen. Dit essay gaat over zelfsturing in de publieke sector. Er staan drie vragen centraal: