Financiële stimulering via exploitatiesubsidies en saldering vormt het meest effectieve instrument om in 2030 de productie van hernieuwbare elektriciteit uit windenergie en zonne-energie te verhogen naar 75 TWh, circa 60 procent van de verwachte elektriciteitsvraag. Het bestaande beleid is daarmee een geschikte basis om het duurzaam energiebeleid voor de periode na afloop van het Energieakkoord in 2023 vorm te geven.

Dit is de belangrijkste conclusie van het rapport Nieuwe impulsen voor hernieuwbare elektriciteitsvoorziening in 2020-2030 dat SEO Economisch Onderzoek heeft geschreven in opdracht van Greenpeace en Nuon/Vattenfall.

Dit rapport richt zich alleen op verduurzaming van de elektriciteitsproductie. Uitgangspunt is de ambitie van de opdrachtgevers om in 2030 75 TWh duurzame elektriciteit uit wind- en zonne-energie te produceren, circa 60 procent van de verwachte elektriciteitsvraag. Hiermee kan een reductie van de CO2-emissies van circa 15 tot 30 Mton gerealiseerd worden, wat van groot belang is om uiteindelijk in 2050 80-95 procent CO2-reductie te bereiken ten opzichte van 1990. Tevens zal met deze ambitie voor wind- en zonne-energie het aandeel duurzame energie stijgen van 16 procent in 2023 naar 22 procent in 2030, ceteris paribus energiebesparing en duurzame energie in andere sectoren.

Dit rapport beoordeelt een aantal factoren die van belang zijn om 75 TWh in 2030 te kunnen realiseren. Dit is een verdubbeling van wat in het Energie akkoord is afgesproken. Er is daarom nader onderzoek nodig naar het voorwaardelijk beleid dat nodig is om de inpasbaarheid van extra productie van hernieuwbare elektriciteit uit zon en wind in het elektriciteitssysteem te waarborgen. Voorwaardelijk beleid bestaat uit het versterken van: verbindingen met het buitenland (interconnectie), demand side management, opslag, reserve- en balanceringsvermogen en verdergaande elektrificatie van het energieverbruik.

Ook na 2023 blijft stimulering van duurzame energie noodzakelijk, omdat de kostprijzen van wind- en zonne-energie hoger liggen dan de elektriciteitsprijs. Gebaseerd op de huidige inzichten wordt een extra stimulering (bovenop het Energieakkoord) voorzien in de orde grootte van 935 miljoen euro per jaar.

Dit rapport concludeert dat bestaand beleid een geschikte basis is voor intensivering van het stimuleringsbeleid. In het algemeen geldt dat financiële stimulering de voorkeur verdient boven indirecte financiële stimulering of niet-financiële regulering. Dit betreft exploitatiesubsidies en uitbreiding van salderingsmogelijkheden die als meest effectief zijn beoordeeld. Andere maatregelen zoals een rol voor de overheid als launching customer zijn hooguit een aanvulling op de werking van financiële stimuleringsmaatregelen.

Hernieuwbare elektriciteit uit wind op zee levert met 37 TWh de grootste bijdrage aan het doel van 75 TWh in 2030. Dit is een toename van 25 TWh ten opzichte van de productie uit wind op zee in 2023. Het realiseren van voldoende schaal is belangrijk om de onrendabele top voor wind op zee te laten dalen. Daarmee kan de stimuleringsbehoefte worden beperkt. Exploitatiesubsidies vormen een effectieve stimulans voor wind op zee. Wanneer de financiering in de toekomst een knelpunt blijkt, kan het interessant zijn overheidsdeelname in vreemd of eigen vermogen van de windparken op zee te overwegen.

Wind op land draagt in het scenario van dit rapport 23 TWh bij aan het einddoel van 75 TWh. Dit is een toename van 4 TWh ten opzichte van de productie uit wind op land in 2023. De groei van wind op land is in deze studie beperkt ingeschat in verband met lokaal draagvlak. Ook voor wind op land vormen exploitatiesubsidies een effectieve stimulans.

Sterke kostendalingen kenmerken de ontwikkeling van Zon-PV. In 2030 draagt deze technologie met 15 TWh bij aan het einddoel. Dit is een toename van 8 TWh ten opzichte van de productie uit zonne-energie in 2023. Zon-PV kent bij toepassing door huishoudens en bedrijven een veel kleinere schaalgrootte dan wind op zee. Saldering sluit het best aan bij de behoeften van huishoudens en bedrijven als investeerders in zon-PV. Dit rapport beveelt aan de salderingsregeling geleidelijk aan te passen om overstimulatie te voorkomen. Tevens is het wenselijk om de grondslag voor saldering uit te breiden, zodat op meer locaties de installatie van zon-PV rendabel kan zijn.