Onder invloed van de BSE-crisis in de jaren negentig en andere recente diercrises zijn de regels met betrekking tot de destructie van dierlijk afval in de Europese lidstaten aangescherpt. Ook de Nederlandse regelgeving is aangescherpt om zo de verspreiding en de gevolgen van dierziektes het hoofd te bieden. Een gevolg van de aangescherpte wet- en regelgeving is een sterke toename van de destructiekosten.

Het is dus van belang dat de destructie van dierlijk afval niet alleen op adequate en veilige wijze geschiedt, maar ook kostenefficiënt gebeurt. De vraag of dit laatste het geval is, is niet eenvoudig te beantwoorden. De Destructiewet bepaalt namelijk dat elke destructor een exclusief werkgebied heeft en dus in feite een monopolie. Er zijn geen concurrenten die de destructor prikkelen zo efficiënt en goedkoop mogelijk te werken.

Er zijn verschillende instrumenten om misbruik van monopoliemacht aan banden te leggen. Het ministerie van LNV heeft SEO gevraagd onderzoek te doen naar de vraag via welke methodiek een redelijke (dat wil zeggen maatschappelijk en bedrijfseconomisch verantwoorde) vergoeding kan worden vastgesteld voor het ophalen en verwerken van destructiemateriaal.