WW-klanten met een relatief goede arbeidsmarktpositie, zoals jongeren en middelbaar en hoger opgeleiden, zijn het best geholpen met kortdurende interventies gericht op oriëntatie, aanbodversterking en activering, ongeacht het moment van inzet. Deze mensen worden door langdurige en intensieve re-integratietrajecten als IRO’s en scholing relatief sterk opgehouden in hun zoektocht naar werk. Vanwege dit insluiteffect kunnen deze trajecten daarom het best pas na verloop van een half jaar WW worden ingezet. Wanneer de kans op een langere verblijfsduur in de WW toeneemt, zoals bij ouderen met langere WW-rechten, is de kans op succes bij langdurige trajecten groter. Gesprekken met de Adviseur Werk van UWV zijn bij vrijwel alle klantgroepen in de WW kosteneffectief. In de huidige re-integratiepraktijk kan die (kosten)effectiviteit nog worden verhoogd door het eerste gesprek eerder te laten plaatsvinden.

De bovenstaande conclusies zijn gebaseerd op een analyse van de uitkeringsduur, het moment van werkhervatting en de inzet van re-integratiedienstverlening bij WW-klanten die tussen 1 april 2008 en 1 oktober 2010 zijn ingestroomd in de WW. Deze werkzoekenden worden gevolgd totdat ze uitstromen uit de WW en maximaal tot 1 april 2012. In het onderzoekbestand zijn 590 duizend personen in totaal ruim 671 duizend keer ingestroomd in een WW-uitkering (92 procent van de totale instroom in die periode). In 12 procent van deze WW-perioden is door UWV re-integratiedienstverlening ingekocht (79 duizend trajecten), in ruim 40 procent hebben er één of meer vervolggesprekken plaatsgevonden tussen werkzoekenden en een Adviseur Werk van UWV (271 duizend WW-perioden) en in bijna 26 procent van de WW-perioden heeft UWV zelf re-integratieactiviteiten ingezet (172 duizend WW-perioden).