Net als in voorgaande jaren beoogt deze publicatie van de SIC industriemonitor de vinger aan de pols van de Nederlandse maakindustrie te houden. De nadruk ligt daarbij op de concurrentiepositie. Gekeken wordt naar kengetallen als productiviteit, werkgelegenheid, prijsontwikkeling en investeringen die samen bepalen hoe goed de Nederlandse industrie internationaal kan concurreren. Nieuw is daarbij een meer systematische vergelijking met de maakindustrie in andere landen en met andere sectoren binnen onze economie. Een compleet beeld van hoe de maakindustrie in Nederland zich ontwikkelt, ontstaat immers pas door vergelijking.

De industrie is met een aandeel van 15 procent in de toegevoegde waarde na de financiële en zakelijke dienstverlening de grootste hoofdsector van de Nederlandse economie. Daarmee is de industrie in Nederland groter dan die in de Verenigde Staten, maar kleiner dan die in de overige benchmark-landen, Frankrijk, Duitsland, Japan en het Verenigd Koninkrijk. In al deze landen met uitzondering van Duitsland is de industrie sinds 1995 in relatieve omvang afgenomen, maar een versnelling hiervan ten gevolge van offshoring of offshore outsourcing is niet waarneembaar. De relatieve afname van de Nederlandse industrie komt vooral ten goede aan de financiële en zakelijke dienstverlening, de enige duidelijke groeier in het tijdvak 1995-2003. De laatste twee jaar lijkt ook de zorg aan een opmars bezig. Ook de groei van de werkgelegenheid in de industrie vertoont een dalende trend. Deze trend komt overeen met de ontwikkeling van de toegevoegde waarde, zij het dat die laatste wat hoger ligt. Dit duidt op een gestage groei van de arbeidsproductiviteit.

De Nederlandse industrie heeft een relatief grote netto exportpositie, zowel internationaal als nationaal en investeringen in kapitaal en R;D zijn belangrijk voor de ontwikkeling van de Nederlandse welvaart. De Nederlandse industrie investeert in internationaal perspectief veel, al neemt de Nederlandse voorsprong af. De industriële arbeidsinkomensquote loopt de laatste jaren iets op, maar er zijn andere landen en sectoren waar deze quote in absolute zin hoger is. De netto directe buitenlandse investeringen (het verschil tussen in- en uitstroom) schommelen sterk voor de Nederlandse industrie. Uit deze ‘harde’ statistische informatie komt dus een gematigd beeld naar voren. De Nederlandse industrie verliest terrein op andere sectoren zoals de financiële en zakelijke dienstverlening. Internationaal gezien ontwikkelt de Nederlandse industrie zich gemiddeld, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de groei van de arbeidsproductiviteit.