Verplichte clearing van energie derivatencontracten heeft een negatief welvaartseffect voor de Nederlandse economie van circa € 2,4 tot 3 miljard. Dit is de conclusie van een onderzoek van SEO Economisch Onderzoek naar de effecten van voorgenomen Europese regelgeving voor regulering van financiële markten. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Energie Nederland.

Het onderzoek richt zich op de regulering van Over-the-Counter (OTC) handel in derivaten. De Europese Raad behandelt een voorstel voor regulering van deze handel, de European Market Infrastructure Regulation (EMIR). Kern van dit voorstel is het verplicht centraal ‘clearen’ van OTC-contracten. Dit betekent dat kredietrisico’s van een tegenpartij bij een OTC-contract worden afgedekt via het aanhouden van onderpand bij een derde partij, zoals een bank die optreedt als ‘clearinghouse’ voor OTC contracten. Het verplichtstellen van het afdekken van kredietrisico’s via clearing moet voorkomen dat kredietrisico’s bij de ene partij via de OTC-markt overslaan naar andere financiële partijen en markten.

De reikwijdte van EMIR is breed en beslaat onder meer de op goederen gebaseerde derivatenhandel zoals die mede plaatsvindt in de energiemarkt. Energiebedrijven kopen en verkopen energie op termijnmarkten om de prijsrisico’s van hun fysieke productie af te dekken. Wereldwijd bekeken is dit type termijnhandel een fractie van de financiële derivatenmarkt en is de rol van financiële partijen hierin vermoedelijk beperkt. Dit is voor SEO Economisch Onderzoek mede aanleiding om te concluderen dat er op dit moment amper tot geen sprake is van een systeemrisico op energiederivatenmarkten. Dit betekent dat EMIR voor de energiemarkt een verwaarloosbaar positief effect heeft en eigenlijk vooral kosten veroorzaakt.

Het is zelfs mogelijk dat EMIR op energiemarkten contraproductief werkt. Het verplichte clearen kan ertoe leiden dat energiebedrijven hun toekomstige posities gaan afdekken via maatwerk – niet-gestandaardiseerde contracten die niet openbaar worden verhandeld – en de energiebeurs en de OTC-markt verlaten. Dit vermindert de liquiditeit van deze markten en kan daarmee voor verhoogde in plaats van verminderde prijsvolatiliteit zorgen.

Op dit moment is de keuze om OTC-contracten al dan niet centraal te clearen voor energiebedrijven onderdeel van hun risico management. Dit betekent dat bedrijven een afweging maken tussen het afdekken van kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s en marktrisico’s. Regulering van de OTC markt vermindert de speelruimte van bedrijven bij hun risico management en veroorzaakt substantiële kosten die bestaan uit de fees voor de energiebeurzen en het clearinghouse, rentekosten voor kredietfaciliteiten en de opportuniteitskosten indien financiering van het onderpand plaatsvindt ten laste van het eigenvermogen. Deze kosten bedragen circa € 2,4 tot € 3 miljard indien EMIR gaat gelden voor de volledige OTC-handel van energiebedrijven.

Voor het onderzoek is ook een kostenberekening gemaakt voor varianten waarbij bijvoorbeeld alleen speculatieve activiteiten onder de verplichting tot centraal clearen zullen vallen. Dit verlaagt de kostenpost van EMIR voor energiebedrijven maar de uiteindelijke kosten voor de sector blijven substantieel met circa € 1,8 tot € 2,4 miljard.