Nederland kent een systeem van gesubsidieerde rechtsbijstand dat zich kenmerkt door toegang middels juridische loketten en een scheiding tussen de eerste en tweede lijn. Andere landen kiezen voor een andere indeling van het stelsel. Recent zijn voorstellen gedaan tot herijking van het stelsel van rechtsbijstand in Nederland. Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft mede naar aanleiding hiervan aan SEO Economisch Onderzoek gevraagd onderzoek te doen. Hiertoe wordt het Nederlandse stelsel met dat van Finland en Schotland vergeleken. Ook wordt onderzocht in hoeverre maatregelen die in deze landen zijn genomen in het Nederlandse stelsel van rechtsbijstand inpasbaar zijn en wat dit mogelijk voor gevolgen heeft voor de kosten.

De centrale vraag in dit rapport is wat geleerd kan worden van een verkenning van de stelsels van gesubsidieerde rechtsbijstand van Nederland, Finland en Schotland met betrekking tot de doelmatigheid van het Nederlandse stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Deze vraag wordt aan de hand van twee specifieke maatregelen beantwoord. Ten eerste, wat zou het inzetten van advocaten in de eerste lijn voor gevolgen kunnen hebben voor de kosten van het Nederlandse stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand? Ten tweede, wat zou het aanwenden van een rechtsbijstandsverzekering voor gevolgen kunnen hebben voor de kosten van het Nederlandse stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand?

Nederland kent in vergelijking met Finland en Schotland een sterkere scheiding van de eerste en tweede lijn. In Nederland wordt enkel geprocedeerd door advocaten in private dienst, terwijl dit in Finland en (in mindere mate) in Schotland ook gebeurt door advocaten in publieke dienst. In Schotland voeren advocaten in private dienst werkzaamheden uit die in Nederland hoofdzakelijk uitgevoerd worden door lager gekwalificeerde – en daardoor minder dure – professionals die werkzaam zijn bij juridische loketten. Het Nederlandse stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand is per hoofd van de bevolking duurder dan het Finse en goedkoper dan het Schotse stelsel. De kosten per toevoeging in Nederland zijn lager dan de kosten per zaak in Finland en ongeveer gelijk aan de kosten per zaak in Schotland.

Het is moeilijk gebleken om uitspraken te doen over de doelmatigheid van het Nederlandse stelsel, omdat het internationaal vergelijken van de stelsels erg ingewikkeld is. Dit is hoofdzakelijk het gevolg van verschillende definities, institutionele verschillen en ontbrekende gegevens. Er is daarom gekozen om een echtscheidingscase uit werken. Zelfs bij het uitwerken van deze case bleken er zulke grote verschillen tussen de landen te bestaan dat een integraal kwantitatief oordeel over de doelmatigheid van het Nederlandse stelsel bijna onmogelijk is. Niettemin blijkt uit de case dat de kosten van gesubsidieerde rechtsbijstand voor een vergelijkbare echtscheiding in Schotland hoger zijn dan in Nederland, dat er in Finland voor relatief eenvoudige echtscheidingen minder vaak een beroep wordt gedaan op gesubsidieerde rechtsbijstand dan in Nederland en dat de laagste inkomens in Nederland een hoge eigen bijdrage betalen ten opzichte van Finland en Schotland.