Op 1 juli 2010 treedt de Verordening onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder in werking. Als gevolg daarvan gaat de markt waar alleen gerechtsdeurwaarders actief mogen zijn (gerechtelijke incasso’s) op slot voor personen die geen gerechtsdeurwaarder zijn. Niet-gerechtsdeurwaarders mogen geen meerderheidsbelang verwerven in een gerechtsdeurwaardersvennootschap (‘maximeringsregel’) en zij mogen – ook bij een minderheidsbelang –direct, noch indirect betrokken zijn bij opdrachten aan het betreffende deurwaarderskantoor (‘opdrachtgeversregels’).

De Verordening staat voorwaartse verticale integratie op de markt voor incassodiensten in de weg voor incassobureaus en rechtsbijstandsverzekeraars, maar laat achterwaartse integratie, waarbij een gerechtsdeurwaarder buitengerechtelijke incassodiensten aanbiedt, ongemoeid.

Wat zijn de effecten van deze verordening voor opdrachtgevers (schuldeisers) en schuldenaren die als wanbetaler te maken krijgen met incassotrajecten? Welk publiek belang dient de overheid op deze markt en draagt de Verordening bij aan de borging van dit publieke belang?

De Verordening onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder dient niet het publiek belang op de markt voor incassodiensten. De verordening tast de werking van deze markt aan in het nadeel van opdrachtgevers (schuldeisers), schuldenaren en belastingbetalers. Er zijn minder ingrijpende maatregelen beschikbaar om het doel, waarborgen dat een gerechtsdeurwaarder zijn ambt onafhankelijk en onpartijdig kan uitoefenen, te bereiken zonder dat de nadelige effecten optreden.