Ondernemerschap leidt tot economische dynamiek en is van groot belang voor economische groei, werkgelegenheid en een inclusieve samenleving. In Nederland bestaan verschillende fiscale regelingen met als primair doel het ondernemerschap te stimuleren. In opdracht van het ministerie van Economische Zaken (EZ) heeft SEO Economisch Onderzoek de effectiviteit en doelmatigheid van acht van deze regelingen geëvalueerd. Hierbij wordt een breed maatschappelijk perspectief in beschouwing genomen en vindt evaluatie plaats aan de hand van CBS-microdata in de periode 2007-2014.

Allereerst brengt de studie in kaart wie de fiscale ondernemersregelingen in de periode vanaf 2007 gebruiken en hoe het de gebruikers is vergaan. Nederland heeft relatief veel ondernemers, maar zij groeien nauwelijks door. Een groot deel van de populatie bestaat uit ZZP’ers of kleine bedrijven met minder dan 10 werknemers. In totaal is ongeveer driekwart van de ondernemers voor de inkomstenbelasting (hierna: IB-ondernemers) werkzaam als ZZP’er. De omvang en samenstelling van de populatie IB-ondernemers kan niet los worden gezien van de fiscale prikkels. Het starten van een onderneming wordt in Nederland fiscaal ondersteund wat een verklaring kan zijn voor het relatief grote aantal starters. Van de ruim 1 miljoen IB-ondernemers in 2014 zijn er bijna een kwart werkzaam in de zakelijke dienstverlening, 160.000 in de groot- en detailhandel en bijna 125.000 in de bouwsector. De gemiddelde winst van een IB-ondernemer bedraagt ruim € 36.000 in 2014. Onder de ondernemers die aan het urencriterium – van 1.225 uur per jaar – voldoen is de gemiddelde winst ruim € 41.000. IB-ondernemers in de eerste vier decielen van de winstverdeling hebben een winstniveau dat zodanig is dat ze niet of nauwelijks belasting betalen; voor ZZP’ers gaat het om bijna de helft van de populatie. De meer winstgevende ondernemers zijn minder afhankelijk van de fiscale ondernemersregelingen.

Het tweede doel van de evaluatie is om te analyseren op welke manier de fiscale ondernemersregelingen bijdragen aan de welvaart van Nederland. Uit de analyses blijkt dat Nederlandse IB-ondernemers nauwelijks doorgroeien, een grote kans hebben te overleven en dat een deel jaar in jaar uit relatief lage winsten maakt, waardoor het twijfelachtig is of zij bijdragen aan het verhogen van economische groei, dynamiek en werkgelegenheid. In termen van flexibiliteit en participatie zijn er positieve effecten die moderne vormen van samenwerken en productie faciliteren, maar de vraag is of dit niet op de markt zelf tot stand zou zijn gekomen. Het generieke karakter van veel van de regelingen leidt mogelijk tot deadweight loss, omdat het voor de meest winstgevende ondernemers op de marge geen reden is te blijven ondernemen. Daarnaast ontstaat er aan de onderkant van de markt mogelijk een groep ondernemers met te weinig onderhandelingsmacht en lage winsten, die de regelingen niet volledig kan verzilveren. De administratieve lasten en uitvoeringskosten zijn over algemeen relatief gering, waarbij het bijhouden van een urenadministratie de zwaarste last is voor ondernemers.

Startersregelingen verlagen de drempel om een onderneming te starten en stimuleren daarmee het ondernemerschap in Nederland. Het tijdelijk delen van het ondernemersrisico door overheid en ondernemer biedt bijvoorbeeld de mogelijkheid voor outsiders om te participeren op de arbeidsmarkt en maakt het voor werknemers in loondienst aantrekkelijker om de stap naar het ondernemerschap te maken. Uit de empirische analyses blijkt echter niet dat het gebruik van de startersregelingen leidt tot een substantieel hogere overlevingskans voor startende ondernemers. Verder blijken starters niet bovengemiddeld winstgevend te zijn; het zijn gemiddeld genomen vaak ZZP’ers met een relatief lage winst.