Technische bedrijven spelen een belangrijke rol in de Nederlandse economie. Hoewel het aandeel van de technische sectoren in de totale werkgelegenheid langzaam afneemt, blijven deze sectoren verantwoordelijk voor tweevijfde van de nationale productie, tweederde van de export en bijna viervijfde van de nationale uitgaven aan Research & Development. Daaruit voortvloeiende innovaties hebben belangrijke spillover effecten op de rest van de economie. Voldoende aanbod van gekwalificeerd personeel is daarvoor een belangrijke randvoorwaarde. Ondanks de langdurige economische crisis van de afgelopen jaren blijft de technische arbeidsmarkt gespannen. Vooral als gevolg van pensionering is er in de technische sectoren de komende vijf jaar een netto wervingsbehoefte van naar verwachting 108 duizend arbeidsjaren. Slechts een deel daarvan kan worden ingevuld met mensen die instromen op de arbeidsmarkt. Zo ligt de verwachte instroom in technische beroepen de komende vijf jaar naar schatting 33 duizend arbeidskrachten lager dan de vraag naar nieuw technisch personeel.

Een belangrijke oorzaak is dat bijna twee op de vijf technisch opgeleide schoolverlaters niet in technische bedrijven en/of technische beroepen gaat werken. De exacte redenen daarvoor zijn vooralsnog onbekend en vergen nader onderzoek. De technische arbeidsmarkt heeft laten zien zich op verschillende manieren aan te kunnen passen aan de krapte: het aannemen van minder geschikt personeel in combinatie met om- en bijscholing, het uitbreiden van arbeidsuren van zittend personeel, het aannemen van meer buitenlandse werknemers en het langer in dienst houden van oudere werknemers. Deze aanpassingen kunnen echter ten koste gaan van de productiviteit en winstgevendheid van technische bedrijven: een krappe technische arbeidsmarkt kan de groei van de productie in technische bedrijven remmen. Het interesseren, enthousiasmeren en faciliteren van jongeren voor een technische opleiding en aansluitend voor een technisch beroep blijft daarom een belangrijk aandachtspunt.