Volwassen leerlingen in het voortgezet onderwijs hebben recht op een tegemoetkoming in de schoolkosten vanuit de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS). Deze wet is geëvalueerd op het gebruik, de effectiviteit en de doelmatigheid.

De WTOS kent met minimaal 60 procent van de doelgroep een groot bereik. Jaarlijks maken ruim 60.000 leerlingen gebruik van de regeling. Ruim 90 procent daarvan volgt een voltijdopleiding in het v(s)o. De meeste gebruikers betreffen leerlingen in het voortgezet onderwijs die een havo- of vwo-opleiding volgen. Binnen het v(s)o is bijna 60 procent van de gebruikers 17 jaar aan het begin van het schooljaar, ongeveer een derde is 18 jaar en de resterende 10 procent is ouder dan 18. In het vavo is ongeveer een kwart van de gebruikers 17 jaar aan het begin van het schooljaar, ongeveer een derde 18 jaar en ruim 40 procent ouder dan 18 jaar.

De gebruikers en niet-gebruikers beoordelen de WTOS overwegend positief. Het bestaan van een financiële tegemoetkoming voor leerlingen in het voortgezet onderwijs vanaf 18 jaar wordt door een grote groep geënquêteerden gewaardeerd. Ook de verschillende voorwaarden, de duur en frequentie van uitbetaling scoren goed. Twee derde van de ondervraagde WTOS-gebruikers is bovendien tevreden over de hoogte van hun toelage.

De beoordeling van de effectiviteit van de WTOS in het voortgezet onderwijs beperkt zich binnen deze evaluatie tot de doelgroep die onderwijs volgt. Een completer beeld van de effectiviteit zou verkregen kunnen worden door ook de doelgroep te betrekken die geen onderwijs volgt als gevolg van het niet kunnen betalen van de schoolkosten. Die groep laat echter moeilijk in kaart brengen vanuit beschikbare databronnen en is derhalve buiten beschouwing gelaten.

Voor het vaststellen van de effectiviteit van de WTOS is onder andere gekeken naar de rol van de schoolkosten in de beslissing om onderwijs te volgen en de behoefte aan een financiële tegemoetkoming voor het kunnen betalen van de schoolkosten. De schoolkosten blijken geen prominente rol te spelen bij de keuze om een opleiding in het voortgezet onderwijs te volgen. Bijna twee derde (61 procent) van alle respondenten geeft aan dat de schoolkosten geen of slechts een kleine rol hebben gespeeld. Desondanks worden de schoolkosten wel als een grote kostenpost ervaren, en blijkt er behoefte te bestaan aan een financiële tegemoetkoming. Die behoefte blijkt groter in het vavo dan in het v(s)o. De WTOS voorziet in de behoefte van leerlingen aan een financiële tegemoetkoming.

In het kader van doelmatigheid is gekeken naar de jaarverslagen van OCW waarin de totale kosten en het aantal gebruikers van de WTOS is verantwoord voor de periode 2010 tot en met 2015. Daaruit blijkt dat de kosten zijn gedaald van € 79 miljoen in 2010 naar € 69 miljoen in 2015. Oorzaak van de daling in de kosten is een afname van het aantal gebruikers. De jaarlijkse kosten per gebruiker zijn gemiddeld circa € 1.700. Deze gegevens maken het echter niet mogelijk om de doelmatigheid van de WTOS te beoordelen.

Voor de beoordeling van doelmatigheid is via de enquête een aantal stellingen voorgelegd aan WTOS-gebruikers. Daarmee is getoetst of zij van het volgen van onderwijs zouden afzien als de regeling minder aantrekkelijk zou worden, bijvoorbeeld door de hoogte van de toelage te verlagen. Op basis van de enquête-uitkomsten blijkt dat het minder aantrekkelijk maken van de WTOS voor een beperkte groep (maximaal 16 procent) zou leiden tot minder onderwijsdeelname. Dit zijn voornamelijk vavo-leerlingen en leerlingen uit het praktijkonderwijs/leerwegondersteunend onderwijs.