Dit onderzoek vergelijkt de lonen van leraren en schoolleiders in het voortgezet onderwijs met dat van de meest vergelijkbare werknemers in de marktsector. Het onderzoek kijkt naar het loonverschil tussen leraren in het voortgezet onderwijs en qua achtergrondkenmerken vergelijkbare werknemers in de markt.

Voor de loonvergelijking wordt gebruik gemaakt van de matchingmethode, waarbij voor elke werknemer in het onderwijs de meest vergelijkbare werknemer in de markt wordt gezocht en het loon van de werknemer in het voorgezet onderwijs wordt vergeleken met dat van de meest vergelijkbare werknemer in de marktsector. Die vergelijkbaarheid wordt gebaseerd op kenmerken van de werknemer, waaronder leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, beroepsniveau, woonregio en of een werknemer voltijd of deeltijd werkt.

Leraren in het voortgezet onderwijs hadden in 2016 een 1 procent lager gemiddeld bruto uurloon dan vergelijkbare werknemers in de marktsector. In de jaren vóór 2016 was het loonverschil van leraren in het voortgezet onderwijs ten opzichte van de marktsector groter. Het gemiddelde bruto uurloon van schoolleiders in het voortgezet onderwijs was in 2016 juist ongeveer 6 procent hoger dan dat van vergelijkbare werknemers in de marktsector.

Uit de loonvergelijking voor specifieke groepen leraren in het voortgezet onderwijs, blijkt dat vooral eerstegraads leraren, leraren in bètavakken, mannen en ouderen minder verdienen dan vergelijke werknemers in de marktsector. Aan de andere kant verdienen tweedegraads leraren, vrouwen en jongeren in veel gevallen meer dan vergelijke werknemers in de marktsector.