Tijdens de EU-top in Amsterdam in juni 1997 zijn in het Verdrag van Amsterdam afspraken gemaakt over een gezamenlijk werkgelegenheidsbeleid. Deze zijn uitgewerkt in richtsnoeren. Het tweede richtsnoer bevatte het streven om alle nieuwe volwasssen werklozen binnen 12 maanden een baan of traject aan te bieden. Het naleven van dit richtsnoer wordt in Nederland de sluitende aanpak genoemd. In 1999 is door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het streven uitgesproken om ultimo 2002 een volledige sluitende aanpak voor volwassenen te realiseren. In 2000 is in Nederland de sluitende aanpak ook voor het zittend bestand geïntroduceerd.

De minister heeft op 29 november 2002 een voortgangsverslag over de sluitende aanpak naar de Tweede Kamer gestuurd, waarin de Tweede Kamer is toegezegd om in februari 2004 een eindevaluatie toe te sturen over het sluitende aanpakbeleid in de periode 1999 tot 2002. Dit rapport beschrijft deze evaluatie.

Hoe heeft de Nederlandse sluitende aanpak (beleid, uitvoering, bereik) zich de afgelopen vijf jaar ontwikkeld? Dit gezien in het licht van internationale en nationale ontwikkelingen en de politieke wensen vanuit Brussel.

Welke directe en indirecte resultaten zijn aan het concept sluitende aanpak toe te schrijven, afgemeten aan historische ontwikkelingen en (veranderend) politieke wensen op het terrein van langdurige werkloosheid?