In de media wordt gesteld dat de industrie in een aantal jaren grotendeels uit Nederland zou verdwijnen. Het zou dan met name gaan om de verplaatsing van de industrie (en R;D activiteiten) naar Midden- en Oost-Europa respectievelijk Azië. Deze uitspraken lijken niet altijd even genuanceerd en zijn niet altijd even goed onderbouwd. Omdat de industrie van groot belang is voor de samenhang van de economie en voor het concurrentievermogen, is het van groot belang dat deze geconstateerde tendens met onderzoek wordt onderbouwd dan wel gerelativeerd.

In 2004 is de regering verzocht om een industriebrief uit te brengen waarin per industriële sector aandacht wordt besteed aan de kansen en bedreigingen en hoe hierop door de overheid in samenwerking met het bedrijfsleven en de kennisinstellingen zal worden ingespeeld. De bovengenoemde tendens is een belangrijke achterliggende factor bij het opstellen van de industriebrief. Om de industriebrief op te kunnen stellen is allereerst inzicht in de internationale positie van de Nederlandse economie nodig. De probleemstelling van het onderzoekstraject dat ten grondslag ligt aan de industriebrief luidt als volgt: ‘Bepaal voor een aantal nader te bepalen sectoren van de Nederlandse economie de sterktes en zwakten van en kansen en bedreigingen voor de concurrentiepositie.’

Om deze vraag te kunnen beantwoorden, wordt er een SWOT-analyse uitgevoerd. Vooruitlopend op de SWOT-analyse is in deze notitie eerst een kwantitatieve analyse uitgevoerd. Het doel van de kwantitatieve fase van de SWOT-analyse is om data te verzamelen, te ordenen en te presenteren, waardoor een globale kwantitatieve schets ontstaat van de internationale positie van de diverse sectoren waaruit de Nederlandse economie bestaat. Deze notitie brengt verslag uit van de resultaten van de zoektocht naar cijfermateriaal.

De voornaamste bron van de gegevens die hieronder worden gepresenteerd zijn de verschillende bestanden van de Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD). Terwijl de OECD-bronnen het voordeel hebben dat de data goed vergelijkbaar zijn, hebben zij het nadeel dat de gegevens niet altijd heel recent geactualiseerd zijn. Er is steeds met de meest recente cijfers gewerkt. Toch kwam het er in de praktijk op neer dat de meeste reeksen niet verder dan de periode 1990-2001 gaan. Door OECD-bronnen te raadplegen was een internationale vergelijking mogelijk. Er is echter een trade-off tussen internationale vergelijkbaarheid en de lengte van de reeksen.

De internationale vergelijking gebeurt in deze notitie systematisch in twee stappen. Eerst worden de Nederlandse gegevens vergeleken met die van (I) een zestal vergelijkbare landen en vervolgens met die van (II) een viertal landen die een bedreiging zouden vormen voor de Nederlandse industrie.