De dalende productieflexibiliteit van gasvelden in Noordwest-Europa – met name het Groningenveld – gekoppeld aan de toenemende vraag naar aardgas maken het waarschijnlijk dat de vraag naar additionele seizoensflexibiliteit in de komende decennia fors zal toenemen. Het ministerie van Economische Zaken heeft in dat kader aangegeven dat investeringen in gasopslag in Nederland om twee redenen van belang zijn. De eerste reden is dat investeringen in gasopslag de Nederlandse voorzienings- en leveringsZekerheid op de langere termijn waarborgen. De tweede reden is dat het de Nederlandse positie als belangrijk gasland in Noordwest Europa handhaaft ook als de Nederlandse productie afneemt. In dat verband wordt ook wel gesproken over de zogenaamde ‘gasrotonde’.

Aan de vraag naar seizoensflexibiliteit kan op verschillende manieren worden voldaan. Veel genoemde opties daarbij zijn lange afstand productieflexibiliteit en opslag in lege gasvelden. Minder vaak genoemde opties zijn het marktmechanisme en LNG importterminals. Welke optie uiteindelijk de voorkeur verdient, is afhankelijk van vele factoren, waaronder in ieder geval de kosten van de verschillende opties, het risico dat marktpartijen lopen en de technische (on)mogelijkheden. Om de kosten en baten van de verschillende opties systematisch tegen elkaar af te wegen kan het opstellen van een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) behulpzaam zijn. Dit dwingt namelijk om te beschrijven welke effecten precies een rol spelen, na te gaan wat het effect precies veroorzaakt, hoe deze effecten in kosten en baten zijn in te delen en welke effecten tegen elkaar wegvallen. Bij de bepaling van deze effecten is gebruik gemaakt van het NATGAS model van het Centraal Planbureau.