De beroepsbegeleidende leerweg (BBL) combineert een middelbare beroepsopleiding met het minimaal drie dagen per week opdoen van praktijkervaring bij een leerbedrijf. Die combinatie blijkt van grote maatschappelijke waarde voor Nederland. Het saldo van maatschappelijke kosten en baten van de BBL bedraagt bijna 1,4 miljard euro per jaar. De baten zitten vooral in een hogere productie door de ontwikkeling van meer kennis en vaardigheden bij BBL-studenten, waardoor de arbeidsproductiviteit hoger ligt en de werkloosheid lager dan in een situatie zonder BBL-opleiding. Tegenover die baten staan vooral hogere kosten voor de begeleiding van BBL-studenten door medewerkers van leerbedrijven en – in mindere mate – door mbo-instellingen.

Het onderzoekVNO-NCW en MKB-Nederland stellen dat momenteel een steeds groter beroep wordt gedaan op het totale vaststaande subsidiebedrag uit de subsidieregeling Praktijkleren en dat de vergoeding per praktijkleerplaats daardoor kleiner wordt. Het kabinet zou zelfs overwegen om de regeling te versoberen of af te schaffen. VNO-MKB willen daarom samen met 20 brancheverenigingen laten zien wat de maatschappelijke waarde is van de BBL. Dit onderzoek brengt die maatschappelijke waarde in beeld en laat zien waar de kosten en baten van de BBL neerdalen. Vrijwel alle maatschappelijke partijen profiteren van het bestaan van de BBL-opleiding, zowel werkgevers, BBL-studenten als de overheid. Gelet op de verdeling van kosten en baten over de verschillende maatschappelijke partijen, is er alle reden om de BBL-opleiding deels te financieren en subsidiëren vanuit de overheid. De baten van de BBL-opleiding wegen voor de overheid ruimschoots op tegen de kosten ervan. Die scheve verdeling kan aanleiding zijn om de subsidieregeling Praktijkleren te verhogen, zodat er voor bedrijven een prikkel is om meer BBL-plaatsen te creëren en daarmee de maatschappelijke baten verder te vergroten.

Voor dit onderzoek is gebruikgemaakt van een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) van de BBL. Een MKBA is een goede manier om een totaalbeeld te geven van alle effecten van een beleidsmaatregel. Ook wordt daarmee de verdeling van kosten en baten van de BBL over alle relevante maatschappelijke partijen helder, waaronder in elk geval die voor werkgevers, studenten, mbo-instellingen en de overheid. Het effect van de BBL is het verschil tussen een wereld mét BBL (het beleidsalternatief) en een wereld zónder BBL (het nulalternatief). Ook in het nulalternatief zijn de huidige BBL-studenten (deels) aan het werk en/of volgen zij (deels) een opleiding, verdienen daarmee inkomen en dragen bij aan de productie en toegevoegde waarde, zowel op korte als op langere termijn. Het verschil is dat die opleidingen geen BBL-opleidingen zijn en dat de opgedane kennis en ervaring er anders uitzien. Dat heeft consequenties voor baankansen, werkgelegenheid en de arbeidsproductiviteit. Voor de kwantificering van effecten, kosten en baten zijn verschillende bronnen gebruikt. Ten eerste een online enquête, uitgezet onder meer dan 34.000 erkende leerbedrijven, met medewerking van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). Dit heeft een bruikbare respons opgeleverd van 1.619 leerbedrijven, met een ruime variatie over branches. Daarnaast is gebruikgemaakt van registratiegegevens van personen met een mbo-opleiding, waaronder een BBL-opleiding, die beschikbaar zijn via het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Hiermee is onder andere inzicht verkregen in de arbeidsmarktpositie en het inkomen van studenten over hun levensloop.