Resultaten
De krapte in de techniek- en energiesector blijft tot en met 2030 bestaan. Deze krapte vormt een belemmering voor het realiseren van maatschappelijke en economische transities. De techniek- en energiesector zijn relatief conjunctuurgevoelige sectoren. De huidige positieve stand van de economie leidt tot een relatief hoge arbeidsvraag, maar in een afkoelende economie daalt deze vaak sterker dan in andere sectoren. Voor de periode tot en met 2030 raamt het CPB een oplopende werkloosheid, terwijl de voorspelling is dat de economische groei afneemt. Deze afname remt in het komende decennium langzaam de arbeidsvraag in de techniek- en energiesector waar het gaat om vervangingsvraag van arbeid.

De arbeidsvraag in de techniek- en energiesector blijft echter hoog door de vergrijzing van de beroepsbevolking. Het aantal vacatures vanaf 2025 blijft hoger dan bij vergelijkbare werkloosheidsniveaus eerder, wat veroorzaakt wordt door een relatief hoge uitstroom en geringe instroom. Deze arbeidsvraag neemt daarnaast toe door geplande uitbreidingsinvesteringen voor bijvoorbeeld de klimaattransitie en het bouwen van extra woningen. Hierdoor blijft de krapte zeer fors tot en met 2025 en daalt deze licht tot en met 2030, terwijl deze op basis van de afkoelende conjunctuur verder zou dalen.

Oplossingsrichtingen bestaan uit het verhogen van de arbeidsproductiviteitsgroei, het scholen en behouden voor de sectoren van meer jongeren en uit arbeidsmigratie. Berekeningen van de effecten van maatregelen om dit te realiseren geven aan dat (onder realistische aannames) hiermee slechts een deel van de arbeidsmarktkrapte wordt opgelost.

Het onderzoek
Werkgeversorganisaties maken zich zorgen over de structurele krapte op (delen van) de arbeidsmarkt en de gevolgen die dit heeft om de maatschappelijke en economische transities van het huidige kabinet te realiseren. De krapte ontstaat aan de vraagkant van de arbeidsmarkt vanwege een hogere vervangingsvraag door pensionering van de babyboomers, door uitbreidingsvraag als gevolg van een hogere vraag naar producten en diensten en door een verschuiving van de vraag naar andere sectoren en beroepen. Aan de aanbodkant is de instroom van jongeren lager dan de vervangings- en uitbreidingsvraag en passen hun opleidingen niet altijd bij de gevraagde kennis en vaardigheden en komt het benutten van werklozen en mensen die op dit moment niet tot de beroepsbevolking behoren maar moeizaam tot stand. In het onderzoek wordt een kwantitatieve analyse van de arbeidsmarktknelpunten met nadruk op die in de techniek- en energiesector gemaakt. Hierbij is eerst de arbeidsmarkt van de techniek- en energie sector voor de periode 2010-2020 in kaart gebracht, waarna deze gegevens zijn gebruikt om een analyse te maken tot 2030. Vervolgens is een aantal oplossingsrichtingen om deze knelpunten aan te pakken doorgerekend.

Methode
Het onderzoek is uitgevoerd met CBS Microdata die beschikbaar zijn via remote access faciliteiten, aangevuld met openbare gegevens van CBS Statline, ramingen van het CPB en onderzoeksrapporten en -gegevens van brancheorganisaties en onderzoeksbureaus.

Om het aanbod in beeld te brengen is als eerste een beeld gemaakt van het aantal mensen dat werkzaam is in de techniek- energiesector en het aantal mensen dat hierin/hieruit instroomt of uitstroomt (op sector niveau 2-digit). Beide stromen zijn onderverdeeld naar herkomst/bestemming. Zo is duidelijker waar mensen vandaan komen of naar toe stromen (denk aan opleiding of uitkering). Op basis van dit beeld is de verwachte in- en uitstroom in de techniek- en energiesector tot 2030 is berekend.

De arbeidsvraag is tweeledig, namelijk de vervangingsvraag en de uitbreidingsvraag. De vervangingsvraag voor de periode 2010-2021 is in beeld gebracht aan de hand van het aantal vacatures van het UWV. Omdat de groei in vacatures sterk samenhangt met de economische groei, kan het aantal vacatures tot 2030 worden geraamd aan de hand van voorspellingen van de economische groei. De vraag als gevolg van uitbreidingsinvesteringen is berekend op basis van de netto intensivering in het regeerakkoord. Hiervoor is gekeken welk deel van de netto intensiveringen in de techniek- en energie sector terechtkomt en tot hoeveel extra vraag naar arbeid dit leidt.