Resultaten
Tussen 2006 en 2021 is het aantal arbeidsmigranten in Nederland verviervoudigd. Vooral het aandeel arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa is flink toegenomen, van een derde naar twee derde. De laatste jaren neemt ook het aandeel arbeidsmigranten van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) langzaam toe. Het gaat in meer dan de helft van alle arbeidsmigranten nog altijd om laaggekwalificeerde arbeid. Wanneer huidige trends worden doorgetrokken, dan neemt het aantal arbeidsmigranten toe van 735 duizend in 2019 tot bijna 1,2 miljoen in 2030. Kwantificering in vier scenario’s, zoals in 2018 beschreven door de Adviesraad Migratie, zorgt voor een nuancering van die ontwikkeling, met een bandbreedte van de toename in arbeidsmigratie van tussen de 17 en 70 procent. In dat geval loopt de huidige bijdrage van arbeidsmigranten van 3 procent aan het Bruto Binnenlands Product (BBP) op tot tussen de 3,5 en 4,7 procent van het nationaal inkomen in 2030

Het onderzoek
Het doel van dit onderzoek is om te bepalen welke rol arbeidsmigratie op dit moment vervult op de Nederlandse arbeidsmarkt en hoe zich dit naar verwachting ontwikkelt tot 2030. Om dit in beeld te brengen is het onderzoek opgedeeld in drie delen: i) de huidige arbeidsmigratie, ii) de ontwikkelingen in de vraag naar en het aanbod van arbeidsmigratie richting 2030 en iii) de huidige en toekomstige toegevoegde waarde van arbeidsmigratie aan de economie (in termen productie en nationaal inkomen).

Methode
In deze studie wordt met de term ‘arbeidsmigranten’ alle werknemers in Nederland bedoeld zonder Nederlandse nationaliteit en in dienst van een in Nederland gevestigde werkgever, die binnen twee maanden na de eerste komst naar Nederland aan het werk zijn. Dat is ongeacht het land van herkomst van arbeidsmigranten of het kwalificatieniveau, maar sluit zoveel mogelijk buitenlandse werknemers uit die naar Nederland zijn gekomen voor studie, asiel of gezinshereniging. Dit is gebaseerd op microdata bij het CBS. Binnen deze groep arbeidsmigranten wordt nader onderscheid gemaakt naar herkomst (arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa, overige landen binnen de Europese Economische Ruimte (EER) en van buiten de EER), naar kwalificatieniveau (benaderd door het salarisniveau met onderscheid tussen een salaris op minimumloonniveau, een bovenmodaal salaris boven de grens van de Kennismigrantenregeling en een modaal salaris daartussenin), naar de duur van de periode waarin arbeidsmigranten al naar Nederland komen (korter of langer dan 5 jaar, ongeacht het tussentijdse verblijf in Nederland), en naar sector. Om de ontwikkeling van arbeidsmigratie tot 2030 in te schatten, is gebruik gemaakt van een trendextrapolatie in combinatie met scenario’s. De trendextrapolatie trekt trends in migratie tussen 2008 en 2019 door naar 2030. De vier scenario’s zijn gebaseerd op het advies ‘Op naar 2030; Migratie: een toekomstverkenning’ uit 2018 van de Adviesraad Migratie (de voormalige Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken, ACVZ), waarin werd gewerkt met scenario’s om de belangrijkste onzekerheden rond migratie in beeld te brengen. In het huidige onderzoek zijn die scenario’s gekwantificeerd met behulp van variaties op de trendextrapolatie.

Rapport
Het rapport kan worden opgevraagd via de website van ABU