De telecommarkt is sinds de privatisering in de jaren ’80 en de liberalisering eind jaren ’90 in toenemende mate een vrije markt geworden. De concurrentie is toegenomen met als gevolg meer efficiëntie (lagere prijzen, lagere kosten, hogere productiviteit), grotere prikkels tot technische vernieuwing en meer keuzevrijheid voor de consument. De vrije markt biedt in beginsel iedereen gelijke kansen. Daar staat tegenover dat de markt geen mededogen kent voor degenen die om wat voor reden dan ook niet in staat zijn die kansen aan te grijpen.

Overheden kunnen proberen met regelgeving deze ongewenste uitkomsten van marktwerking aan banden te leggen. Indien sprake is van toegankelijkheids- en verdelingsproblemen en marktwerking ertoe leidt dat sommige regio’s verstoken blijven van bepaalde telecomdiensten of dat diensten voor sommige consumenten slecht betaalbaar zijn, kiest de overheid vaak voor het instrument van de Universele Dienst (UD).

De UD waarborgt de betaalbaarheid en beschikbaarheid van publieke diensten, doorgaans voor een uniform tarief. Ook op de telecommarkt heeft de overheid een UD ingesteld. Op dit moment bestaat die uit 4 onderdelen (een vaste aansluiting met een bereikbaarheidsabonnement (Belbudget) of een belabonnement (Belbasis); telefooncellen; gedrukte en elektronische telefoongidsen; abonnee-informatiedienst).

Dit rapport bevat een evaluatie van de huidige UD. De conclusie is dat de huidige bodem in de belmarkt niet (meer) voor alle diensten in de UD nodig en gewenst is. Eigenlijk is er alleen voor de papieren telefoongids reden voor een UD (ervan uitgaande dat de business case niet goed rond te krijgen is zonder UD).