Dit rapport onderzoekt de positie van de bouwconsument bij verschillende contractvormen vanuit een economische invalshoek. Het gaat hierbij om de aankoop van nog te realiseren bouwwerken. De kernvraag is wat de voor- en nadelen zijn voor de bouwconsument van verschillende contractvormen. Achtergrond is dat in de huidige praktijk de aannemingsovereenkomst voor het realiseren van een bouwwerk dominant is, terwijl consumenten mogelijk een voorkeur hebben voor andere contractvormen. Het rapport neemt het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen als uitgangspunt. Dit wetsvoorstel gaat uit van de introductie van een nieuw stelsel voor kwaliteitsborging in de bouw en een aanscherping van consumentenbescherming.

Op basis van de voorkeuren van consumenten worden op de markt voor te realiseren bouwwerken verschillende contractvormen verwacht. In de praktijk is echter de klassieke koop-/aannemingsovereenkomst de norm. Gevonden verklaringen hiervoor zijn onder meer de garantie- en waarborgregelingen die zo’n aannemingsovereenkomst verplicht stellen en een om diverse redenen achtergestelde positie van consumenten ten opzichte van aanbiedende partijen.

Het rapport is tevens te vinden op de website van de Rijksoverheid.