Resultaten
In de loop van de afgelopen jaren is het aandeel arbeidsmigranten in directe dienst van land- en tuinbouwbedrijven sterk toegenomen. Arbeidsmigranten zijn daarbij gedefinieerd als alle in Nederland werkende werknemers zonder de Nederlandse nationaliteit. Was in 2006 nog één op de zeven werknemers in directe dienst van land- en tuinbouwbedrijven een arbeidsmigrant, in 2019 was dat al één op de drie. Wanneer per maand wordt gekeken, dan ligt het aandeel arbeidsmigranten lager, omdat in de groep arbeidsmigranten meer verschillende werknemers in de loop van het jaar meer verschillende korter durende banen vervullen dan Nederlandse werknemers, die gedurende het jaar langduriger in dienst zijn. Wordt naar uitzendkrachten gekeken, dan is het aandeel arbeidsmigranten in de land- en tuinbouw nog sterker toegenomen. Dat komt onder meer omdat het aantal Nederlandse uitzendkrachten in de land- en tuinbouw in de loop van de jaren steeds kleiner is geworden. Was in 2006 nog ongeveer de helft van de uitzendkrachten in de land- en tuinbouw arbeidsmigrant, in 2019 is dat 90 procent.

Het aandeel arbeidsmigranten wordt sterk beïnvloed door de conjunctuur. Tussen 2006 en 2009 was sprake van een sterke stijging van dat aandeel, met een afvlakking tijdens de kredietcrisis (2009-2013), waarna het aandeel weer meegroeide met de economische groei van de afgelopen jaren. Daarnaast is in de land- en tuinbouw sprake van een sterk seizoenspatroon, met het laagste aandeel arbeidsmigranten in januari en het hoogste aandeel in juli. Verreweg het grootste deel van de arbeidsmigranten is tijdelijk in Nederland (gedefinieerd als niet ingeschreven op een Nederlands woonadres), al neemt het aandeel niet-tijdelijke arbeidsmigranten in de loop van de tijd sterker toe. Het conjunctuureffect geldt vooral voor de tijdelijke arbeidsmigranten in de land- en tuinbouw.

De coronacrisis heeft tot halverwege 2020 nauwelijks invloed gehad op het totaal aantal banen in directe dienst in de land- en tuinbouw. Mogelijk speelt de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) daarbij een belangrijke rol, maar het effect ervan is niet onderzocht. Tegelijkertijd heeft de coronacrisis gezorgd voor een substantiële teruggang van het aantal arbeidsmigranten in directe dienst van land- en tuinbouwbedrijven. Vooral in april 2020 is dat aantal sterk gedaald, hoewel daarna geen verdere teruggang meer is waar te nemen en er halverwege 2020 zelfs sprake lijkt te zijn van een inhaalslag ten opzichte van het seizoenspatroon van eerdere jaren. Samen leidt dat tot de conclusie dat het tijdens de coronacrisis, althans tot halverwege 2020, mogelijk is geweest om arbeidsmigranten in directe dienst vrijwel één op één te vervangen door Nederlandse werknemers in directe dienst.

Bij uitzendkrachten heeft die substitutie van arbeidsmigranten door Nederlandse uitzendkrachten niet plaatsgevonden, eerder het tegenovergestelde. Per saldo werken er daarom vanaf april 2020 minder werknemers in de land- en tuinbouw, oplopend tot ongeveer 10 duizend in mei 2020, ofwel ongeveer 6 procent van de totale werkgelegenheid in de land- en tuinbouw. Onduidelijk is of dat het gevolg is van een afname van de vraag of een afname van het aanbod van (met name) arbeidsmigranten in uitzendbanen. Daardoor kan niet zomaar over tekorten aan (uit-zend)werknemers worden gesproken.

Het onderzoek
Het ‘Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten’ onder leiding van Emile Roemer is opgericht om op regionaal niveau tot oplossingen en mogelijke maatregelen te komen die arbeidsmigranten moeten beschermen tegen het coronavirus en daaraan gerelateerde problematiek. Om zicht te krijgen op de omvang van de groep arbeidsmigranten in de land- en tuinbouw, de gevolgen van de coronacrisis voor die populatie, en het ontstaan van mogelijke tekorten of overschotten aan arbeid in deze sector, heeft het Aanjaagteam behoefte aan verkennend onderzoek. In samenwerking met Wageningen Economic Research (WEcR) heeft SEO onderzoek gedaan naar het aantal Nederlandse werknemers en arbeidsmigranten in de land- en tuinbouw en naar verschillen voor en na de uitbraak van de coronacrisis.

Gebruikte methode
Het onderzoek betreft een analyse van registratiegegevens van werknemers in de land- en tuinbouwsector zoals beschikbaar zijn in de Microdata en de Landbouwtelling van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De cijfers zijn grotendeels afkomstig uit de Polisadministratie van UWV, waarin alle banen van werknemers worden geregistreerd waarvoor werknemerspremies worden betaald.