Beter onderwijs tegen lagere kosten. Dat was in 2010 het uitgangspunt van het Experiment De Netwerkschool waarin vijf mbo-instellingen hun op het Netwerkschoolmodel gebaseerde plannen zijn gaan uitvoeren. Het Kohnstamm Instituut en SEO Economisch Onderzoek monitorden in opdracht van Stichting de Netwerkschool het invoeringsproces en de opbrengsten van de innovatie.

Onderdelen van het Netwerkschoolmodel zijn een expliciet benoemde organisatiecultuur, een bedrijfsmatige cultuur en werkwijze, een grotere betrokkenheid van de regio en het bedrijfsleven, flexibiliteit en maatwerk in de opleiding, functiedifferentiatie, de inzet van studentondernemingen, openstelling gedurende het hele jaar en een grotere inzet van ICT in het onderwijs. Het onderzoek laat zien dat het Netwerkschoolmodel de onderwijsprestaties van studenten positief kan beïnvloeden. Het gaat dan vooral om praktische vaardigheden, houding en competenties (o.a. 21 Century skills). Maar er zijn ook risico’s: onvoldoende structuur in de organisatie en inhoud van de opleiding, met name voor studenten op een lager niveau, en een te sterke verdringing van theoretisch onderwijs (en formele leermiddelen) door onderwijs in de praktijk (en incidentele leermiddelen, zoals internet).

De vraag of het Netwerkschoolmodel leidt tot kostenreductie is niet met harde financiële gegevens te beantwoorden. Het gebrek aan relevante informatie over kosten en output om bedrijfsmatig te kunnen sturen, dat in het onderzoek bij de scholen is aangetroffen, is door het Netwerkschool-experiment geenszins opgelost. De efficiëntie in de Netwerkscholen is wel verbeterd door kostenvermindering van docenteninzet, huisvesting en faciliteiten. Bij de meeste Netwerkscholen is expliciet ingezet op een vergroting van de flexibele schil van docenten, gastdocenten en instructeurs ten koste van de omvang van het team van vaste docenten. Functiedifferentiatie maakt het mogelijk om het vaste personeel breder in te zetten. Verder blijkt het kostenbewustzijn op de werkvloer door deelname aan het experiment toegenomen.

Uit het onderzoek blijkt dat de vijf Netwerkscholen de vernieuwing elk op hun eigen manier hebben vormgegeven. Het Netwerkschoolmodel en de centrale ondersteuningsstructuur hebben hier een bevorderende rol gespeeld. Er werd geen dwingend keurslijf opgelegd, noch bij de wijze van invoering, noch bij de vormgeving van de vernieuwing. Sommige Netwerkscholen zijn begonnen met een proces van cultuurverandering, andere juist met een onderwijskundige vernieuwing. Een paar Netwerkscholen experimenteerden met veel veranderingen tegelijk om uiteindelijk echt iets van verandering te kunnen bewerkstelligen, andere Netwerkscholen deden dat meer stapje voor stapje.