Het onderzoek
Dit onderzoek analyseert de levensloopdynamiek van arbeids- en kennismigranten in Nederland en de factoren die hun verblijfsduur in Nederland beïnvloeden. De onderzoekspopulatie omvat alle arbeids- en kennismigranten van 18 tot 67 jaar uit de Europese Unie (EU), uit landen van de European Free Trade Association (EFTA) en uit derde landen die tussen 2006 en 2022 voor werk naar Nederland zijn gekomen. Door deze personen te volgen vanaf het jaar van immigratie of het eerste jaar van werk in Nederland ontstaat inzicht in de samenstelling van deze groep, de verblijfsduur in Nederland en levensloopgebeurtenissen zoals trouwen, kinderen krijgen, verhuizen en van baan veranderen. Door deze informatie in samenhang te analyseren, kan worden vastgesteld welke onderscheidende factoren bepalend zijn voor de verblijfsduur van arbeids- en kennismigranten.

Resultaten
Het aantal arbeids- en kennismigranten dat tussen 2006 en 2022 naar Nederland is gekomen, is aanzienlijk gegroeid, van bijna 20 duizend in 2006 tot bijna 70 duizend in 2022. De meeste arbeids- en kennismigranten die naar Nederland komen, zijn relatief jong (tussen de 18 en 35 jaar), ongehuwd en man zonder kinderen. Er bestaan flinke verschillen tussen arbeids- en kennismigranten wat betreft hun levensloopgebeurtenissen. De factoren die het sterkst samenhangen met de verblijfsduur van arbeids- en kennismigranten zijn of zij werken of niet en de daarbij behorende hoogte van het inkomen, of ze alleenstaand zijn of niet, en of ze wel of geen koopwoning bezitten. Andere belangrijke factoren waarmee de verblijfsduur van arbeids- en kennismigranten verschilt zijn leeftijd, nationaliteit, de sector waarin ze werkzaam zijn en het type contract dat men heeft. Arbeids- en kennismigranten die zich in Nederland settelen, bijvoorbeeld door te trouwen, kinderen te krijgen of een woning te kopen, blijven gemiddeld langer, omdat zij meer binding met het land opbouwen.

Op basis van de arbeidsmarktpositie, burgerlijke staat en het wel/niet hebben van een koophuis, zijn naast het onderscheid tussen kennismigranten en overige arbeidsmigranten, en afkomstig van binnen of van buiten Europa, verschillende subgroepen onderscheiden: (1) werkloze, ongehuwde migranten zonder koophuis, (2) werkende, ongehuwde migranten zonder koophuis, (3) werkende, gehuwde migranten zonder koophuis en (4) werkende, gehuwde migranten met een koophuis. De eerste groep vertrekt het snelst, de meesten van hen verlaten Nederland alweer binnen vier jaar. Voor deze groepen zijn er nauwelijks factoren die hen ervan weerhouden naar het buitenland te vertrekken: geen baan, geen partner en geen koophuis. Daarentegen blijft de laatste groep gemiddeld meer dan 16 jaar in Nederland. Zij bouwen in Nederland een leven op en krijgen meer binding met het land.

Methode
De basis voor dit onderzoek zijn administratieve data die beschikbaar zijn via de CBS Microdata. Op basis van onder andere de Polisadministratie, het bestand met de sociaaleconomische situatie van personen (SECM), de Basisregistratie Personen (BRP), de Registratie Niet-Ingezetenen (RNI) en de geregistreerde migratiemotieven van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is het mogelijk om de groep arbeids- en kennismigranten af te bakenen. Vervolgens kunnen voor deze populatie verschillende bestanden worden gekoppeld om relevante kenmerken en gebeurtenissen te bepalen.

Vervolgens is gebruik gemaakt van een duurmodel om de verschillende aspecten van tijd en de samenhang tussen afzonderlijke processen te kunnen modelleren. Daarmee zijn schattingen gemaakt van de verwachte blijfkans van arbeids- en kennismigranten op basis van de levensloopgebeurtenissen die zij tijdens hun verblijf in Nederland doormaken.

Lees ook het nieuwsbericht op de website van de Adviesraad Migratie.