Gespreksafgifte is een dienst die nodig is om bellers op verschillende netwerken met elkaar te verbinden. Vaak zitten de bellers op verschillende mobiele of vaste telefonienetwerken, die voor het gesprek met elkaar in contact moeten worden gebracht. Dit gebeurt via gespreksafgifte. Als gebruiker A met gebruiker B, met een abonnement van een ander netwerk, belt, regelt de aanbieder van het netwerk van B de gespreksafgifte voor de aanbieder van het netwerk van gebruiker A, de beller.

De vergoeding voor de gespreksafgifte is gereguleerd, omdat de aanbieder van het netwerk van B op het moment van bellen een monopoliepositie bezit: het gesprek kan onmogelijk plaatsvinden via een ander netwerk. Het uitgangspunt voor de tariefregulering is dat tarieven kostengeoriënteerd zijn. Dit rapport bespreekt de voordelen en nadelen van twee verschillende methoden om de grondslag van de kosten te bepalen. Deze methoden gaan allebei uit van de langetermijn marginale kosten (bottom up long run incremental costs, BULRIC). Het verschil ligt bij de keuze welke marginale kosten worden meegenomen. Pure BULRIC neemt alleen mee de marginale kosten van de gespreksafgiftedienst. BULRIC plus houdt in dat het tarievenplafond tevens rekening houdt met sommige gemeenschappelijke kosten. Vraag voor dit rapport is wat de welvaartseffecten zijn van beide grondslagen.

Het rapport beoordeelt beide kostenmethodologieën op basis van hun effectiviteit en proportionaliteit conform de eisen van de Telecommunicatiewet. Conclusie is dat pure BULRIC op beide aspecten beter scoort dan BULRIC plus. In de afwezigheid van sterke netwerkeffecten en belexternaliteiten, zoals in de huidige Nederlandse mobiele markt, is er geen reden om gemeenschappelijke kosten met het gespreksafgiftetarief te dekken. Mobiele bedrijven kunnen deze kosten effectiever terugverdienen in de retailprijzen. BULRIC plus dat rekening houdt met deze kosten bevat dus een markup op de kosten. Via pure BURLIC wordt de marktmacht van de partij die de gespreksafgifte verzorgt, effectiever gecontroleerd dan via een BULRIC plus benadering. Regulering voldoet aan de eis van proportionaliteit als de oplossing van het mededingingsprobleem geen onredelijke kosten of verschuivingen in de welvaart veroorzaakt. Een pure BULRIC benadering heeft per saldo het grootste positieve effect op de welvaart. Onder bepaalde veronderstellingen levert een BULRIC plus benadering een hogere winst op voor aanbieders van een mobiel telefonienetwerk. Deze winst gaat echter ten koste van de consument – zowel van mobiel als van vaste telefonie -, die een hoger tarief betaalt en als gevolg hiervan minder belt in beide netwerken. Per saldo genereert pure BULRIC een hogere welvaartswinst en voldoet deze aanpak beter aan de eis van proportionaliteit.