De PO-Raad wil graag meer inzicht in de toereikendheid van de bekostiging vanuit het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) in het primair onderwijs. Deze wens is ingegeven door signalen die zij hierover ontvangt van scholen. Het uitgangspunt van het onderzoek is om te bezien in hoeverre de bekostiging van een gemiddelde school in Nederland toereikend is in verhouding met de eisen die worden gesteld en de kosten die worden gemaakt.

Om de toereikendheid van de bekostiging in kaart te brengen is een businesscase uitgewerkt, waarin de eisen, kosten en bekostiging van drie gemiddelde schoolbesturen in Nederland centraal staan. Op basis van een kwalitatieve analyse is gekeken naar de verhouding tussen de gestelde eisen, de kosten die gemaakt zijn en de toereikendheid van de bekostiging. Hiervoor zijn gesprekken gevoerd met de Inspectie van het Onderwijs, de PO-Raad en drie gemiddelde schoolbesturen. De bevindingen uit deze gesprekken zijn voorgelegd aan een groep van veertien schoolbestuurders in de vorm van een focusgroepsgesprek.

Uit de analyse komt naar voren dat de bekostiging toereikend is om te voldoen aan de wettelijke eisen. 98 procent van alle schoolbesturen heeft een basisarrangement, wat aangeeft dat zij volgens de Inspectie van het Onderwijs voldoen aan de wettelijke eisen. Dit zijn echter minimumeisen waar scholen volgens eigen zeggen gemakkelijk aan kunnen voldoen. De bekostiging is dus voldoende om niet onder verscherpt toezicht van de Inspectie te staan. Voor de overige 2 procent is het in dit onderzoek niet aan te tonen dat de bekostiging een factor is in het niet verkrijgen van het basisarrangement.

De ambitie om tot de best presterende onderwijsstelsels ter wereld te behoren, vereist meer van scholen dan het voldoen aan de wettelijke eisen. De businesscase toont aan dat scholen vanuit financieel perspectief moeite hebben om te voldoen aan de aanvullende eisen die vanuit het ministerie van OCW, het onderwijsveld zelf en de samenleving de school binnen komen. Hierbij valt te denken aan doelstellingen die zijn opgenomen in de bestuurs- en sectorakkoorden en in de Lerarenagenda. Voor deze doelstellingen wordt extra geld beschikbaar gesteld, maar dat lijkt niet in verhouding te staan tot de extra kosten die gemaakt moeten worden. De aanvullende eisen zorgen voornamelijk voor hogere materiële kosten die niet volledig gedekt worden door het materiële deel van de totale bekostiging in de lumpsum. Ondanks dat de lumpsumbekostiging het mogelijk maakt om het budget naar eigen inzicht te verdelen tussen materiële en personeelsmiddelen, worden de hogere materiële kosten gecompenseerd door minder middelen in te zetten ten behoeve van het personeel. Hierdoor ontstaan er bijvoorbeeld grotere klassen en wordt de werkdruk voor leraren hoger. Ook wordt er direct bespaard op materiële kosten door bijvoorbeeld te bezuinigen op schoonmaak en onderhoud. Dit zou (op termijn) kunnen leiden tot een lagere onderwijskwaliteit en hogere kosten om voorzieningen op peil te houden.