Resultaten
Voorbereidingsfase
Het overgrote deel van het personeel is (zeer) tevreden over de manier waarop hun school de voorbereidingsfase heeft uitgevoerd: in het po is 84 procent hier (zeer) tevreden over en in het vo en vso respectievelijk 70 procent en 71 procent. In po en (v)so heeft de voorbereidingsfase volgens 14 procent van het personeel gezorgd voor extra werkdruk bij het schoolteam, in het vo is dat volgens 32 procent van het personeel het geval.

Uitvoering van de interventies
Voor het hele funderend onderwijs geldt dat het veelal gaat om al bestaande of deels bestaande activiteiten.

Het merendeel van de gekozen interventies is momenteel in uitvoering. Op schoolniveau bezien zijn bij 45 procent van de po-scholen alle interventies in uitvoering. In het vo geldt dat voor 28 procent, in het (v)so voor 38 procent. Bij de overige scholen moet een deel van de interventies nog starten en/of is een deel al afgerond. Schoolleiders zijn over het algemeen positief over de uitvoering van de plannen: in het po meent 52 procent dat het (zeer) goed lukt om de plannen tot uitvoering te brengen, in het vo is dat 60 procent en in het (v)so 45 procent. In het po deelt 71 procent van het personeel deze mening, in het vo 66 procent en in het (v)so 58 procent. Daar waar de uitvoering niet goed lukt, is veelal meer beschikbaar personeel, meer (ontwikkel)tijd en/of meer personeel met de juiste expertise benodigd.

Voortgang en opbrengsten
Veel van de schoolleiders vinden het nog te vroeg om aan te geven of de interventies opleveren wat ervan verwacht werd (po: 63%; vo: 50%; (v)so: 60%). Een groot deel van het personeel deelt deze mening (po: 50%; vo:42%; (v)so: 44%). Schoolleiders en personeelsleden die hier wel een uitspraak over hebben gedaan, zijn overwegend van mening dat de opbrengsten tot nu toe ongeveer zijn zoals verwacht.

Het onderzoek
Via het Nationaal Programma Onderwijs is € 5,8 miljard aan het funderend onderwijs beschikbaar gesteld om scholen in staat te stellen om de door corona veroorzaakte leervertragingen in te halen en te werken aan het welbevinden en de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen. Dit verdiepende implementatieonderzoek is bedoeld om de Tweede kamer gedurende het verloop van het programma te informeren en om zo nodig tussentijd te kunnen bijsturen. Het onderzoek bestaat uit een aantal enquêtes en kwalitatieve studies onder scholen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs en gemeenten. Het heeft tot doel na te gaan wat de stand van zaken is met betrekking tot de vormgeving en uitvoering van de interventies, welke partijen hierbij betrokken zijn, wat wel en niet goed gaat en wat (volgens het oordeel van betrokkenen) de resultaten zijn van het programma. Dit rapport bevat de resultaten van de tweede (tussentijdse) meting.

Gebruikte methode
Deze verdiepende implementatiemonitor bouwt voort op de eerste inventariserende vragenlijst die is afgenomen in september 2021 onder schoolleiders in het funderend onderwijs, waar 56 procent van alle scholen in het funderend onderwijs aan deel nam. Deze scholen vormen de basis voor de vervolgmeting die in januari 2022 heeft plaatsgevonden. In totaal hebben 2.589 schoolleiders en 1.857 personeelsleden uit het funderend onderwijs deze vragenlijst ingevuld. Aanvullend zijn vragenlijsten uitgezet onder schoolbesturen en gemeenten.