Gemeenten maken een belangrijk onderdeel uit van ons publieke bestel. Zij staan dicht bij de burger en voeren een groot aantal taken uit. Er is in Nederland al lange tijd een trend richting decentralisatie: de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten nemen toe, met name in het sociale domein. Tegelijk zijn gemeenten financieel in hoge mate afhankelijk van het Rijk. Gemeenten hebben daardoor weinig mogelijkheden om in te spelen op eigen omstandigheden of voorkeuren. Er is veel meer decentralisatie mogelijk, zowel bij het uitvoeren van overheidstaken als bij de financiering daarvan met lokale belastingen.

Deze paper beschrijft de mogelijkheden van verdergaande decentralisatie. Per beleidsterrein wordt de vraag beantwoord wat het gewenste decentralisatieniveau is: welke taken horen bij de gemeenten? Vervolgens is het de vraag wat de grenzen van decentralisatie zijn. Wat is de (resterende) verantwoordelijkheid van de overheid? En welk schaalniveau hoort hierbij voor gemeenten? Bij een stijging van de lokale uitgaven als gevolg van verdergaande decentralisatie hoort een verruiming van het lokale belastinggebied. Alleen dan vindt een optimale afweging plaats van alle kosten tegen alle baten. Het gemeentefonds vormt dan uiteindelijk de sluitpost en bevat alleen de middelen voor een basisniveau van voorzieningen dat in iedere gemeente min of meer gelijk moet zijn.