Het onderzoek
Solar mobility is een sector in opkomst. Wereldwijd werken bedrijven aan toepassingen voor zonnepanelen op auto’s, vrachtauto’s en schepen. Ook in Nederland zijn bedrijf actief die soms zeer innovatieve concepten ontwikkelen waarmee voertuigen gedeeltelijk in hun eigen energiebehoefte kunnen voorzien.

Tegen deze achtergrond heeft het ministerie van Economische Zaken en Klimaat aan SEO gevraagd onderzoek te doen naar de solar mobility sector en daarbij aandacht te hebben voor vier vragen, namelijk:

  1. Wat is het perspectief van de solar mobility sector voor de Nederlandse economie?
  2. Welke bijdrage kan de sector leveren aan het realiseren van de energietransitie en de ontwikkeling van het energiesysteem?
  3. Hoe ziet de Nederlandse solar mobility sector eruit en wat is de internationale concurrentiepositie?
  4. Welke knelpunten ervaren bedrijven in de solar mobility sector en welk beleid is mogelijk en/of nodig om deze knelpunten op te lossen?

Methode
Op basis van literatuurstudie, verschillende databronnen en gesprekken met experts heeft SEO een ramingen gemaakt van de huidige terugverdientijd van zonnepanelen voor auto’s, vrachtauto’s en schepen en van de terugverdientijd in 2030. Ook zijn ramingen gemaakt over de CO2—reductie door het gebruik van zonnepanelen. Daarnaast heeft SEO op basis van bureaustudie en gesprekken met betrokkenen binnen de sector een analyse gemaakt van mogelijke knelpunten voor de verdere ontwikkeling van de sector en redenen voor additioneel overheidsbeleid om knelpunten weg te nemen.

Resultaten
Hoewel de sector nog in de kinderschoenen staat is solar mobility een kansrijke sector. Het loont om zonnepanelen te ontwikkelen voor auto’s, vrachtauto’s en schepen. Tot die conclusie komt deze studie op basis van een analyse van terugverdientijden. Ondanks de fluctuatie in opbrengst tussen zomer- en wintermaanden is de terugverdientijd van de panelen momenteel al heel redelijk. Deze zal naar verwachting verder afnemen gezien de ontwikkeling van steeds efficiëntere cellen en de trendmatige daling van de kosten. Dit geldt zowel voor panelen op auto’s en vrachtauto’s als voor panelen op schepen. Wel is de terugverdientijd logischerwijs sterk afhankelijk van de energieprijzen. Die zijn momenteel relatief hoog vergelijken met afgelopen jaren.

Daarnaast zorgen zonnepanelen voor een aantal additionele voordelen. Zo verlengen zonnepanelen de levensduur van de batterijen. Bij auto’s is een ander voordeel dat deze in de zomer minder vaak via een laadpaal opgeladen hoeft te worden, wat tijdwinst voor de gebruiker oplevert. Omdat zonneauto’s in de winter weinig energie produceren zal voor zo’n auto wel dezelfde infrastructuur nodig zijn als voor een elektrische auto zonder zonnedak. De behoefte aan laadpunten neemt dus niet af, ze zullen wel minder worden gebruikt.

De CO2-reductie door solar mobility is beperkt. Voor vrachtauto’s en schepen geldt dat de bijdrage van zonnepanelen in de gevraagde energie klein is en daarmee ook de CO2-reductie. Voor auto’s is de CO2-reductie groter, maar nog steeds bescheiden. Dit grotere effect weerspiegelt dat de opbrengst van zonnepanelen bij auto’s een groter deel van het gebruik dekt.

Nederland heeft een kleine, maar goed gepositioneerde solar mobility sector. Op het terrein van vrachtwagens en schepen zijn bedrijven actief die zowel technisch als commercieel vooroplopen. Deze bedrijven hebben op innovatieve wijze panelen geschikt gemaakt voor toepassing in de praktijk en bieden deze op commercieel rendabele wijze aan. In de automarkt is vooral Lightyear een bekende Nederlandse speler. Dit bedrijf maakt een doorstart, maar zal moeten laten zien dat het in staat is om overeind te blijven in de concurrerende markt voor personenauto’s.

Voor de solar mobility sector speelt een aantal bedrijfsmatige en beleidsmatige knelpunten. De meeste daarvan spelen ook in andere, vergelijkbare sectoren en worden waar zinvol geadresseerd door bestaand beleid. Specifiek beleid gericht op de kleine solar mobility sector ligt niet voor de hand, behalve mogelijk het verduidelijken van technische vereisten. Dit zou dan wel minimaal op Europees niveau dienen te gebeuren. Daarnaast is te overwegen of enkele meer generieke subsidieregelingen voldoende openstaan voor gebruik door de sector.