Het bouwen van woningen in de Bollenstreek is maatschappelijk rendabel als de bollenteelt geleidelijk wordt verplaatst naar elders in Nederland. Woningbouw in het Westland is mogelijk rendabel als het om extra woningen gaat. Dat blijkt uit een kengetallen kosten-batenanalyse (KKBA) van een toekomst waarin in 2040 een kwart van deze huidige ‘greenports’ wordt gebruikt voor woningbouw. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met het LEI en Atlas voor gemeenten.

Zowel bij de tuinbouw als bij woningen geldt dat het voordelig is om dicht bij elkaar te zitten. Tuinbouwbedrijven profiteren van elkaars nabijheid door de aanwezigheid van voorzieningen, toe-leveranciers en kennis: de zogenaamde clustereffecten. Waar veel woningen geconcentreerd zijn in agglomeraties, ontstaan voordelen voor bedrijven en consumenten: meer keuze uit werknemers en klanten enerzijds, en meer keuze uit voorzieningen anderzijds. Dit komt tot uiting in de lonen en de woningprijzen. Door de ligging van de greenports nabij de grote steden in de Randstad, zullen naar verwachting de agglomeratie effecten van de woningbouw op deze locaties aanzienlijk zijn.

Het onderzoek analyseert of deze agglomeratie baten opwegen tegen het verlies aan clustereffecten en de kosten van verplaatsing van de tuinbouw. Daarnaast zijn gevolgen voor open ruimte en natuur meegenomen, via hun invloed op de prijzen van woningen.

Verplaatsing vanuit de Bollenstreek brengt aanzienlijk minder kosten met zich mee dan verplaatsing vanuit het Westland. Dit hangt samen met de extra investeringen in kassen en infrastructuur die gepaard gaan met verplaatsing van glastuinbouw. De woningbouwbaten van verplaatsing zijn bovendien per hectare en per woning groter in de Bollenstreek. De kosten en baten laten daardoor in de Bollenstreek een positiever beeld zien dan in het Westland. Bovendien kan in de Bollenstreek ook worden gekozen om deels weiland te gebruiken in plaats van tuinbouwgrond.