Dit rapport schetst een beeld van experimenten met doorlopende leerlijnen in het vmbo en mbo die sinds het schooljaar 2014-2015 zijn gestart. Het gaat om doorlopende leerlijnen vanaf leerjaar 3 van het vmbo op niveau 2 en 3 in alle sectoren (vakmanschaproutes), op niveau 4 in de technieksector (technologieroute) en op niveau 4 in de overige sectoren (beroepsroutes). Gedurende de periode 2014-2022 hebben samenwerkingsverbanden van vmbo- en mbo-scholen experimenteerruimte om deze geïntegreerde leerlijnen vorm te geven.

In schooljaar 2015-2016 zijn er 1429 vmbo-leerlingen aan een vakmanschap- of technologieroute begonnen, een toename van 62 procent ten opzichte van de 882 startende vmbo-leerlingen in 2014-2015. Het gemiddelde aantal leerlingen waarmee een route start is gedaald van 16 naar 13. De meeste scholen die vakmanschap- en technologieroutes aanbieden, bevinden zich in de Randstad. De Amsterdamse en Rotterdamse scholen trekken bovendien relatief veel leerlingen: bijna 40 procent van het totale aantal vakmanschap- en technologieleerlingen startte in 2015-2016 in één van deze twee steden. Van het eerste cohort leerlingen zit het merendeel (62 procent) een jaar later nog in een vakmanschap- of technologieroute op het vmbo. De overige 38 procent volgde géén route meer. Van de leerlingen die in 2015-2016 géén route meer volgen, geldt voor bijna 40 procent dat er op hun school überhaupt geen leerlingen meer zijn die een route volgen. Dat duidt er op dat scholen zijn gestopt met het aanbieden van deze routes. Verder is 17 procent van de leerlingen die géén route meer volgen doorgestroomd naar het mbo.

Een deel van de routes heeft al langer ervaring met een doorlopende leerlijn en borduurt hierop voort. Ook zijn er routes die een combinatie maken met gesubsidieerde techniekprojecten. Scholen leggen met betrekking tot de doelstellingen van de doorlopende leerlijnen verschillende accenten: het voorkomen van voortijdig schoolverlaten is vooral een doelstelling bij de vakmanschaproute, terwijl in de technologieroute het accent meer ligt op voldoende instroom in de beroepskolom en binnen de sector. In de vormgeving van de routes komen verschillende varianten tot ontwikkeling, die variëren van een integraal nieuwe aanpak tot een bijzondere voorziening bovenop de reguliere aanpak. Dat geldt ook voor de samenwerking met het bedrijfsleven. Hoewel er aanzienlijke verschillen zijn, lijkt het implementatieproces in het algemeen het verst gevorderd op het vlak van doorlopende loopbaanoriëntatie en –begeleiding en de pedagogisch didactisch aanpak/begeleiding.

Zie ook: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/12/01/rapport-experimenten-vakmanschap-en-technologieroute