In de Tweede Kamer heeft de afgelopen jaren discussie plaatsgevonden over mogelijke risicoselectie door zorgverzekeraars op buitenlandse seizoenarbeiders. Naar aanleiding van de discussie en vragen in de Tweede Kamer heeft de minister toegezegd nader onderzoek te zullen doen naar de mogelijkheden ten aanzien van de risicovereveningsmodellering voor buitenlandse seizoenarbeiders. Vorig jaar is onderzoek gedaan dat aanwijzingen heeft opgeleverd dat buitenlandse seizoenarbeiders worden overgecompenseerd (zie WOR 736). De zorgkosten van niet-ingezetenen buitenlandse seizoenarbeiders zijn echter gedeeltelijk niet op individuniveau bekend. Dit onderzoek bekijkt of het mogelijk is om met de huidige databestanden een meer betrouwbare inschatting te maken van de zorgkosten van niet-ingezetene buitenlandse seizoenarbeiders.

De totale kosten voor niet-ingezetenen kunnen – binnen een bandbreedte – goed ingeschat worden. Het is echter onzeker hoe deze kosten over niet-ingezetenen verdeeld zijn. Dat komt doordat van bijna 50 procent van de kosten van niet-ingezetenen niet bekend is welke verzekerde de kosten maakt. Daarom is het niet mogelijk om de zorgkosten te berekenen voor een specifieke groep niet-ingezetenen – zoals de buitenlandse seizoenarbeiders. Wel kan de (gemiddelde) overcompensatie van de totale groep niet-ingezetenen voldoende betrouwbaar vastgesteld worden door in verschillende scenario’s de zorgkosten van individuen te berekenen.

De overcompensatie van de totale groep niet-ingezetenen bedraagt € 75 tot € 667 per verzekerdenjaar, afhankelijk van het gehanteerde scenario. Alleen niet-ingezetenen tussen de 18 en 34 jaar worden in alle scenario’s overgecompenseerd. Het onderzoek biedt daarom aanleiding om de berekening van de normkosten van niet-ingezeten van 18-34 jaar aan te passen. De overcompensatie van jongeren van 18-34 jaar wordt geraamd op minimaal € 313.