Achtergrond
Om re-integratiebudgetten doelmatig te kunnen besteden, is het van belang om de werking van verschillende interventies te meten. Hiervoor voert de gemeente idealiter een effectmeting uit, gericht op de gevolgen van interventies op bijvoorbeeld de uitstroom op de korte termijn (snelle plaatsing), maar ook uitstroom op de langere termijn (duurzame uitstroom) en overige maatschappelijke opbrengsten (criminaliteit, zorgkosten, armoede, welzijn). Voor een dergelijke effectmeting is het nodig om vergelijkbare personen die wel en niet deelnemen aan de interventies met elkaar te vergelijken. Verschillen in bijvoorbeeld de duur tot uitstroom kunnen zo worden toegeschreven aan deelname aan de interventie.

Een effectmeting is echter vaak lastig uit te voeren voor gemeenten. Er is over het algemeen wel data beschikbaar over de uitstroom van jongeren die deelnamen aan interventies, maar er ontbreekt benchmarkinformatie van andere jongeren in de bijstand. In Nederland zijn deze gegevens beschikbaar via de CBS Microdata: registratiebestanden van alle Nederlanders op het gebied van (o.a.) arbeid, sociale zekerheid en inkomen. Door per gemeente een benchmark op te stellen voor de (gemiddelde) duur tot uitstroom, de uitstroomrichting en de mate van terugval op de bijstandsuitkering, kan voor bijstandsgerechtigden die deelnemen aan een bepaalde interventie bekeken worden of zij het beter of slechter doen dan gemiddeld.

Resultaten
SEO Economisch Onderzoek biedt een benchmark aan gemeenten met informatie over de duur tot uitstroom, uitstroomrichting en duurzaamheid van uitstroom. Dat maakt het mogelijk voor gemeenten om voor verschillende bijstandsgerechtigden en interventies de uitkomsten van re-integratieactiviteiten te benchmarken; stromen de jongeren die deelnemen sneller, vaker en duurzamer uit de uitkering dan gemiddeld in de gemeente? Hoewel een echte effectmeting – waarin ook kan worden gecorrigeerd voor verschillen in samenstelling tussen het deelnemers- en bijstandsbestand – nog altijd de voorkeur geniet, ontstaat hierdoor wel een eerste beeld van de maatschappelijke opbrengsten van re-integratieactiviteiten.

Het betreft hier nadrukkelijk een eerste aanzet voor een benchmark, met als doel om gemeenten te faciliteren in het toetsen en onderbouwen van hun re-integratieactiviteiten. Tegelijkertijd is de benchmark nog beperkt waardevol voor interventies die zich specifiek richten op groepen die géén representatieve afspiegeling zijn van het totale bijstandsbestand, zoals groepen met een erg grote afstand tot de arbeidsmarkt (bijv. jongeren met een arbeidsbeperking of crimineel verleden). Voor hen biedt een vergelijking met alle jongeren in de bijstand nog weinig waardevolle informatie. In de toekomst kan de benchmark daarom verder verfijnd worden door de gegevens verder uit te splitsen naar, en te corrigeren voor, verschillende achtergrondkenmerken van jongeren in de bijstand.