Het onderzoek
Het doel van dit onderzoek is om de effectiviteit van dienstverlening in de WW te bepalen voor verschillende groepen naar migratieachtergrond. Hierbij is het mogelijk voort te bouwen op de eerder voor UWV uitgevoerde studie naar de effectiviteit van persoonlijke dienstverlening in de WW, zie Heyma & Vervliet (2022). De basis van dit onderzoek is een experimentele onderzoeksopzet van UWV, waarin de toewijzing van WW-gerechtigden naar de onderzoeksgroep (deels) bepaalt of iemand bovenop de standaard dienstverlening te maken krijgt met persoonlijke dienstverlening in de vorm van een persoonlijk gesprek en mogelijk aanvullende dienstverlening (dienstverleningsgroep) en/of de inzet van handhavingsactiviteiten (handhavingsgroep). In de controlegroep ontvangen WW-klanten alleen de basisdienstverlening van UWV. Het huidige onderzoek is een verrijking van dat onderzoek met informatie over migratieachtergrond om effecten ook naar migratieachtergrond te kunnen uitsplitsen.

 Resultaten
Wat opvalt is dat er duidelijke verschillen zitten in achtergrondkenmerken tussen herkomstgroepen. WW-klanten met een niet-Nederlandse herkomst hebben vaker een onbekende Werkverkenner-score, zijn jonger en hebben korter recht op een uitkering vergeleken met WW-klanten met een Nederlandse herkomst. Dit vertaalt zich door naar de arbeidsmarktuitkomsten voor deze groepen: personen met een niet-Nederlandse herkomst hebben na WW-instroom relatief minder vaak werk, terwijl zij ook relatief snel uit de WW stromen.

De willekeurige toewijzing aan de dienstverleningsgroep, handhavingsgroep of controlegroep bepaalt voor een groot deel de mate van inzet van persoonlijke dienstverlening en/of handhavingsactiviteiten. In aanvulling daarop komt handhaving relatief vaak voor bij groepen met een niet-Nederlandse herkomst. Bij de groep tweede generatie migranten van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse en Indonesische herkomst is de inzet van persoonlijke dienstverlening relatief laag. Deze verschillen in inzet van dienstverlening is komt niet zozeer door (een ongelijke behandeling naar) herkomst, maar door het verschil in achtergrondkenmerken tussen herkomstgroepen.

WW-klanten met een migratieachtergrond lijken door persoonlijke dienstverlening en/of handhaving vaker dan gemiddeld het werk te hervatten en uit de WW te stromen. De gevonden effecten op de kans op werk en beroep op de WW zijn voor subpopulaties naar migratieachtergrond echter niet significant. De beperkte verschillen die er zijn, zijn te verklaren door verschillen in achtergrondkenmerken en mate van inzet dienstverlening tussen herkomstgroepen.

Methode
Door deze experimentele opzet is het mogelijk de effecten van de dienstverleningsformule als geheel zuiver te meten, evenals de effecten van alleen persoonlijke dienstverlening en alleen handhaving. Een schatting van het zogenaamde Local Average Treatment Effect (LATE) geeft het effect weer van het daadwerkelijk inzetten van (persoonlijke) dienstverlening en/of handhaving voor alleen de groep WW-klanten die ook daadwerkelijk persoonlijke dienstverlening en/of handhaving hebben gehad, en die zonder indeling in de dienstverleningsgroep deze dienstverlening niet zouden hebben gehad. Via een koppeling van de registratiegegevens van UWV met gegevens in de CBS Microdata is het mogelijk te achterhalen wat de migratieachtergrond is van WW-klanten.