Op verzoek van het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft SEO een onafhankelijke evaluatie uitgevoerd van het programma ‘Develop2Build’ (D2B) van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Deze tussentijdse ‘procesevaluatie’ omvat een analyse van de manier waarop RVO het D2B-programma heeft gemanaged en de selectiecriteria op basis waarvan de D2B-projecten tot stand kwamen. Daarbij analyseerden wij met name de manier waarop rekening werd gehouden met ontwikkelingsrelevantie, de relevantie voor de Nederlandse economie en de additionaliteit van D2B ten opzichte van vergelijkbare instrumenten. Tot slot heeft SEO toekomstscenario’s voor D2B in kaart gebracht.

D2B ondersteunt overheden in ontwikkelingslanden met het (laten) opstellen van projectvoorstellen voor publieke infrastructuur. D2B doet dit door subsidies te verstrekken voor technische en economische haalbaarheidsstudies, dan wel studies gericht op de milieu- en sociale gevolgen van projecten. Het uiteindelijke doel is om inclusieve economische groei in ontwikkelingslanden te bevorderen door middel van het verbeteren van publieke infrastructuur. Sinds de oprichting van D2B in 2015 zijn er 53 projecten gestart in 28 verschillende landen. Bijna de helft van deze projecten waren in de sector ‘Water en Sanitair’. Eind-2019 was €24,5 miljoen van de beschikbare €75 miljoen gecommitteerd.

Conclusies in hoofdlijnen:

  • Projectvoorstellen worden niet formeel gescoord waardoor de selectieprocessen van D2B niet transparant zijn voor alle betrokken partijen.
  • De ontwikkelingsrelevantie van D2B-projecten lijkt hoog te zijn, maar wordt niet duidelijk gedefinieerd of gemeten.
  • De frequente veranderingen in de politieke agenda en de bijbehorende landenfocus van het Ministerie zijn uitdagingen voor D2B (vooral gegeven het lange ontwikkelings- en implementatieproces van infrastructuurprojecten).
  • De Nederlandse overheid, andere ontwikkelingspartners en lokale overheden zijn optimistisch over de financierbaarheid van D2B projecten.
  • D2B-studies genereren opdrachten voor een kleine groep Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen. Sommige Nederlandse bedrijven kunnen profiteren van vervolgprojecten afkomstig van D2B, maar alleen als ze een concurrentievoordeel hebben.
  • D2B lijkt additioneel ten opzichte van overheidsmiddelen in ontvangende landen en

commerciële investeerders. Desalniettemin wordt de additionaliteit van D2B projecten niet voldoende getest en wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende vormen en bronnen van additionaliteit. Dit kan leiden tot niet-additionele projecten.

  • Ten opzichte van vergelijkbare internationale instrumenten is D2B uniek op drie manieren: (1) de Nederlandse ambassades spelen een belangrijke rol bij het identificeren van nieuwe projecten; (2) D2B versterkt de bilaterale diplomatieke relatie tussen Nederland en het ontvangende land; (3) D2B is een belangrijke bron voor vervolgprojecten die de daadwerkelijke uitvoering van infrastructuurprojecten financieren (o.a. via het RVO-programma DRIVE).

Methoden

Deze evaluatie is uitgevoerd met een mix van kwalitatieve en kwantitatieve evaluatiemethoden. Kwalitatieve evaluatiemethoden omvatten de analyse van projectdocumenten en andere relevante literatuur en interviews met betrokken medewerkers van onder andere het ministerie van Buitenlandse Zaken, RVO, FMO en andere relevante ontwikkelingspartners. Daarnaast organiseerde SEO een rondetafel-discussie met betrokken Nederlandse bedrijven en overheidsvertegenwoordigers over de effectiviteit, focus en toekomst van D2B. Kwantitatieve methoden omvatten beschrijvende statistische analyse van projectdata en surveydata verzameld door SEO.