Achtergrond
In opdracht van de International Finance Corporation (IFC) voerden SEO Economisch Onderzoek en de Kandy Consulting Group (KCG) een impactevaluatie uit van IFC’s Women in Work (WiW)-programma in Sri Lanka. Het programma liep van 2017-2023 en was ontstaan als samenwerkingsverband tussen het Australische Ministerie van Buitenlandse Zaken en Handel (DFAT) en IFC. De evaluatie had zowel als doel om de programmaresultaten te beoordelen, alsmede lessen te trekken uit de afgelopen zes jaar van uitvoering en aanbevelingen te distilleren voor soortgelijke toekomstige interventies.

Het programma beoogde impact op drie gebieden (“pijlers”): 1) het verbeteren van de participatie van vrouwen in de private sector, 2) het vergroten van de toegang tot financiële diensten voor vrouwelijke ondernemers, en 3) het versterken van de banden tussen deze ondernemers en andere actoren in de toeleveringsketen. Het programma streefde naar impact op beleidsniveau en een verschuiving van gendernormen binnen alle lagen van de samenleving.

SEO en KCG voerden de evaluatie uit tussen april en september 2023, en keken daarbij naar de relevantie en effectiviteit van het programma als geheel, alsmede de drie afzonderlijke pijlers.

Resultaten
Over het algemeen was het WiW-programma relevant en effectief. De evaluatie wees uit dat het programma heeft bijgedragen aan verandering op het gebied van gendergelijkheid binnen verschillende lagen van de samenlegen (op het niveau van individuen, bedrijven en publieke instellingen).

  • Relevantie: Het programma had als doel om de barrières aan te pakken die het succes van vrouwen op de werkvloer en in het ondernemerschap in de weg staan. Dit was relevant voor vrouwelijke werknemers en ondernemers in Sri Lanka, omdat deze nog steeds te kampen hebben met traditionele gendernormen en beperkte toegang tot financiële middelen. IFC had de relevante expertise om hieraan bij te dragen en had vooral ook de mogelijkheid om op grote schaal te opereren, andere organisaties te mobiliseren en gebruik te maken van internationale ‘best practices’.
  • Effectiviteit: Het programma was effectief in het creëren van beleidsverandering binnen de participerende bedrijven en het creëren van demonstratie-effecten via tal van evenementen. (Vrouwelijke) werknemers van participerende bedrijven rapporteerden zelf (kleine) verbeteringen in arbeidskansen, leiderschap en mogelijkheden voor een gezinsvriendelijke werkomgeving. Er was echter geen onomstotelijk bewijs dat beleidswijzigingen op nationaal niveau zich al vertaalden naar veranderingen op het werknemersniveau.
  • Additionaliteit: Het programma bood ondersteuning die vaak elders niet beschikbaar was. De bedrijven waar IFC mee samenwerkte binnen het programma waren doorgaans, met hulp van adviesbureaus, al bezig met het verbeteren van hun beleid op gendergelijkheid, maar hadden vaak aanvullende ondersteuning nodig bij de implementatie ervan. Voor kleinere bedrijven was WiW van nog meer toegevoegde waarde, omdat deze bedrijven veelal minder stappen hadden gezet richting gendergelijkheid vóór de interventie van IFC.
  • Coherentie: Er was weinig duplicatie met de acties en interventies van andere ontwikkelingspartners. Desondanks was er ruimte om de samenwerking met deze partners en andere lokale organisaties verder te versterken in een meer holistische aanpak, die bijvoorbeeld ook aandacht besteed aan gendernormen.
  • Continuïteit: Het is aannemelijk dat het programma heeft bijgedragen aan blijvende veranderingen op het gebied van gendergelijkheid in Sri Lanka. Dit omdat IFC werkte met gemotiveerde bedrijven, maatregelen nam om veranderingen in hun genderbeleid te intitutionaliseren, en bijdroeg aan de versterking van de kennis en kunde van lokale organisaties.

Methoden
SEO en KCG evalueerden het WiW-programma op basis van de OESO-DAC-evaluatiecriteria. Op verzoek van IFC lag de primaire focus van de evaluatie op de criteria relevantie en effectiviteit. Hierbij keek het evaluatieteam naar een selectie van specifieke pijlers binnen het programma, alsmede naar het programma als geheel. Op beide niveaus paste het evaluatieteam ‘triangulatie’ toe van een mix van kwantitatieve en kwalitatieve informatiebronnen om tot een algemene beoordeling te komen:

  • Uitgebreid deskresearch, waaronder project- en programmadocumentatie, eerdere evaluaties en nationale statistische gegevens.
  • Ongeveer 30 diepte-interviews en 10 focusgroepen met externe belanghebbenden, IFC-medewerkers, participerende bedrijven en vrouwelijke werknemers/ondernemers.
  • Analyse van de beschikbare M&E-gegevens van elk project, waaronder logframemetingen en eindrapporten.

Statistische analyse van enquêtegegevens verzameld door het evaluatieteam onder werknemers van participerende bedrijven en vrouwelijke ondernemers.