Het onderzoek
Om het aantal internationale studenten in Nederland te beperken en voldoende studies beschikbaar te houden in het Nederlands, heeft het vorige kabinet een voorstel ingediend voor de Wet internationalisering in balans (WIB). Onderdeel daarvan is de Toets anderstalig onderwijs (TAO) die inhoudt dat alle bestaande en nieuwe anderstalige opleidingen toestemming moeten vragen om anderstalig te mogen worden gegeven. Die toestemming wordt alleen verleend als voldaan is aan een aantal criteria. Eén daarvan is wanneer sprake is van grote arbeidsmarktkrapte in beroepen waarvoor de studie opleidt of waarvoor afgestudeerden inzetbaar én gewild zijn. Bestaande indicatoren voor toekomstige krapte lijken echter niet goed aan te sluiten bij de vraag naar bachelorgediplomeerden economie en bedrijfskunde. In dit onderzoek is de huidige en toekomstige relatieve arbeidsmarktpositie van bachelor-gediplomeerden economie en bedrijfskunde afgezet tegen die van andere universitaire bacheloropleidingen, zowel na het behalen van de bachelor als van een eventuele masteropleiding daarna.

Resultaten
Universitaire bachelor-gediplomeerden economie en bedrijfskunde hebben gemiddeld betere arbeidsmarktperspectieven dan universitaire bachelorgediplomeerden van andere opleidingen, zowel na de bachelor als na de master. Dat uit zich in een grotere kans op een baan in loondienst met een gemiddeld kortere zoekduur, een hoger loon en een grotere kans op een vast contract. Verder vinden economen en bedrijfskundigen relatief vaak werk in kraptesectoren. De relatieve arbeidsmarktpositie van bachelor-gediplomeerden economie en bedrijfseconomie is ten opzichte van bachelor-gediplomeerden van andere opleidingen in de loop van de jaren sterker geworden, met name wanneer wordt gekeken naar internationale studenten. Zo is de kans op een baan in loondienst groter en ontwikkelt zich gunstiger, net zoals het reële brutoloon, de mediane zoekduur tot een substantiële baan en de toch al relatief hoog liggende kans op een vast contract. Wanneer deze ontwikkelingen worden geëxtrapoleerd, dan is de verwachting dat de vraag naar bachelor-gediplomeerden economie en bedrijfskunde zich de komende jaren minstens zo sterk ontwikkelt als die van bachelor-gediplomeerden van andere opleidingen en een relatief grote bijdrage zullen leveren aan het verminderen van de krapte op de arbeidsmarkt.

Methode
Dit onderzoek betreft de arbeidsmarktpositie van afgestudeerden die een bachelor-diploma in het universitair onderwijs hebben behaald in de periode van september 2015 tot en met augustus 2022. Deze groep kan volledig worden geïdentificeerd op basis van geanonimiseerde registratiegegevens in de CBS Microdata. Voor de groep bachelor-gediplomeerden maakt het onderzoek inzichtelijk of zij tijdens de analyseperiode ook een masterdiploma hebben behaald. Binnen de totale groep gediplomeerden wordt onderscheid gemaakt tussen internationale en

Nederlandse studenten, en tussen gediplomeerden met een bachelor economie en bedrijfskunde enerzijds en gediplomeerden van andere studierichtingen anderzijds. Het onderzoek begint met een analyse van de doorstroom van (internationale) afgestudeerden van de universitaire bacheloropleidingen economie en bedrijfskunde naar werk, al dan niet via een masteropleiding. Vervolgens wordt gekeken naar de arbeidsmarktpositie van deze afgestudeerden, uitgedrukt in de kans op een baan in loondienst, het maand- en uurloon dat daarin wordt verdiend, de zoekduur tussen afstuderen en een eerste substantiële baan, en de kans op een vast contract. Die arbeidsmarktpositie van (internationale) bachelor-gediplomeerden economie en bedrijfskunde wordt steeds gerelateerd aan die van (internationale) bachelor-gediplomeerden van alle andere universitaire opleidingen samen.