Publicatie
Sociaal minimum: beschrijvende analyse voor vijf Europese landen
Het onderzoek
De Commissie sociaal minimum heeft aan SEO Economisch Onderzoek gevraagd om de sociale zekerheidsstelsels voor minima van België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk in kaart te brengen. We gaan in op de relevante sociale zekerheidsregelingen en de prestaties van het sociale zekerheidstelsel met betrekking tot armoede in deze vijf landen.
Resultaten
Alle onderzochte landen kennen aanvullingen op de bijstandsuitkering en het minimale ouderdomspensioen, zoals toeslagen en ondersteuning in natura. Toeslagen kunnen onder andere samenhangen met woonlasten, kinderen of arbeidsongeschiktheid. Voorbeelden van ondersteuning in natura zijn gratis basiszorg en schoolmaaltijden. Het aantal regelingen, de toegangseisen, de re-integratieverplichtingen, de differentiaties naar regio en de uitgekeerde bedragen verschillen zeer tussen de landen.
Het effectieve sociaal minimum ligt in Denemarken het hoogst, daarna in Nederland en België, daarna in Duitsland en in Frankrijk en in het Verenigd Koninkrijk het laagst. Het minimumniveau voor gepensioneerden is in de regel hoger dan voor personen in de beroepsgeschikte leeftijd. In België en Nederland ontvangen ouderen circa 20 procent meer dan mensen in de werkzame leeftijd; in Denemarken 40 procent meer en in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk bijna 50 procent meer. Duitsland is de enige uitzondering, waar gepensioneerden een gelijk minimumniveau kennen aan personen in de beroepsgeschikte leeftijd. Alle landen kennen extra bijslagen of toeslagen voor kinderen. Het effectieve sociaal minimum voor gezinnen met kinderen ligt in Nederland ongeveer 15 procent lager dan in Duitsland, België en Denemarken.
Het niet-gebruik van de bijstand en toeslagen is in alle onderzochte gevallen substantieel en ligt meestal rond de 40 procent. Onder ouderen is het niet-gebruik vaak zelfs hoger. Het niet-gebruik onder gezinnen met kinderen is vaak lager, omdat regelingen zoals de kinderbijslag automatisch worden uitgekeerd.
Het armoedepercentage in de potentiële beroepsbevolking is in alle landen ongeveer gelijk aan 14 procent. De armoede onder ouderen varieert wel sterk tussen landen: van 10 procent in Frankrijk tot 30 procent in België. De armoede onder gezinnen met kinderen varieert ook relatief sterk tussen landen: van 10 procent in Denemarken tot 24 procent in het Verenigd Koninkrijk.
Het activeringsbeleid verschilt tussen landen. Bijstandsgerechtigden kunnen hulp krijgen bij sollicitaties, maar zij kunnen ook worden verplicht om te solliciteren of om scholing te volgen. Bijstandsgerechtigden kunnen in sommige landen worden gekort op hun uitkering als zij niet voldoende hun best doen om een baan te vinden. De meeste landen hanteren vrijstellingen voor beperkte bedragen die mogen worden bijverdiend zonder dat de bijstandsuitkering wordt gekort.
Gebruikte methode
Dit onderzoek is gebaseerd op bureauonderzoek. We gebruiken relevante studies en databronnen over de sociale zekerheid voor minimahuishoudens in de vijf landen. Deze bronnen zijn geselecteerd op basis van de kwaliteit en betrouwbaarheid van de gegevens en de studies. Vervolgens reconstrueren we het effectieve sociaal minimum voor een aantal standaardhuishoudens. Hierbij kijken we naar huishoudens in de beroepsgeschikte bevolking, huishoudens met kinderen en gepensioneerden.
Bestanden
Publicatie gegevens
Heeft u vragen over deze publicatie?
Neem contact op met onze expert of vul ons contactformulier in. Wij zullen zo spoedig mogelijk reageren op uw vragen.
Daniël van Vuuren
"*" indicates required fields