Het onderzoek
In het maatschappelijke debat is er discussie over de inhuur van zelfstandigen. Deze discussie heeft invloed op wet- en regelgeving rondom de inhuur van zelfstandigen en daarmee op de manier waarop zelfstandigen en opdrachtgevers samenwerken. Dit heeft mogelijk ook gevolgen voor zelfstandig professionals (zp’ers): een gespecialiseerde en hoger opgeleide groep zelfstandigen zonder personeel die werkzaam is voor grote opdrachtgevers in de zakelijke dienstverlening. HeadFirst Group B.V. (hierna: HeadFirst) – een HR Tech dienstverlener gespecialiseerd in externe inhuur door opdrachtgevers – vindt het belangrijk dat de maatschappelijke waarde van zp’ers wordt meegewogen in de beleidsdiscussie rondom de inhuur van zelfstandigen. Inzicht in de maatschappelijke waarde van de huidige manier waarop zp’ers werkzaam zijn ontbreekt echter. Dit onderzoek geeft hier invulling aan.

Resultaten
Naar schatting zijn er begin 2023 circa 110 duizend zp’ers op de Nederlandse arbeidsmarkt actief. Het aantal zp’ers komt daarmee neer op circa 10,2 procent van alle zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) (circa 1,1 miljoen) en circa 1,1 procent van alle werkenden (circa 9,7 miljoen) in Nederland. Wanneer het niet langer mogelijk zou zijn om in de huidige vorm als zp’er werkzaam te zijn, dan zou naar verwachting 90 procent van de zp’ers (99 duizend) werkzaam zijn in een andere arbeidsvorm. Naar verwachting heeft 30 procent (33 duizend) dan een regulier vast contract en is 28 procent actief als directeur-grootaandeelhouder (dga) zonder personeel (31 duizend). Daarnaast is naar verwachting 20 procent (22 duizend) als werknemer gedetacheerd en heeft 12 procent (13 duizend) een regulier tijdelijk contract. De resterende 10 procent (11 duizend) is naar verwachting inactief, werkzaam in het buitenland of met (vervroegd) pensioen.

De extra maatschappelijke baten van de zp’ers in Nederland is circa 4,4 miljard euro per jaar, wat neerkomt op 0,5 procent van het nationaal inkomen (bbp). Dit is het gevolg van 25 procent extra productie en winst als gevolg van een 10 procent hogere arbeidsvraag en -deelname en een 10 procent hogere arbeidsproductiviteit ten opzichte van een situatie zonder zp’ers, waarin zij al dan niet in een alternatieve arbeidsvorm werkzaam zijn. Ruim de helft van de maatschappelijke meerwaarde komt ten gunste van zp’ers zelf. Opdrachtgevers enerzijds en de overheid en de rest van de maatschappij anderzijds profiteren voor respectievelijk bijna een vijfde tot bijna een derde van de maatschappelijke waarde van zp’ers. Voor zp’ers is de maatschappelijke waarde gelijk aan de hogere netto beloningen (bruto beloningen minus premies en belastingen) verminderd met het verlies aan (uitgesteld) inkomen in het geval van werkloosheid (vraaguitval), ziekte, arbeidsongeschiktheid en pensionering. Voor de overheid en de rest van de maatschappij is de maatschappelijke waarde gelijk aan de hogere belastinginkomsten (via de winst- en inkomstenbelasting) en de besparingen op WW-, ZW- en WIA- en pensioenuitkeringen, verminderd met de gederfde premie-inkomsten die veelal hoger ligger dan het gemiddelde uitkeringsniveau, maar lager zijn dan de extra belastinginkomsten.

Gebruikte methode
Dit onderzoek brengt door middel van een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) de maatschappelijke waarde van zp’ers in kaart en laat zien bij welke partijen de maatschappelijke kosten en baten van zp’ers terechtkomen. Hierbij is de huidige situatie op de arbeidsmarkt (het beleidsalternatief) vergeleken met een denkbeeldige situatie op de arbeidsmarkt waarin zp’ers al dan niet in een alternatieve arbeidsvorm werkzaam zijn (het nulalternatief). Het nulalternatief is gebaseerd op verwachtingen van zp’ers zelf die hebben deelgenomen aan een online enquête, op de statistische samenhang (correlatie) in de mobiliteit van hoger opgeleiden tussen verschillende arbeidsvormen en op verwachtingen van experts die hebben deelgenomen aan een voor dit onderzoek georganiseerde expertmeeting.