Eindrapport: Baankansen starters zijn na een dip in 2020 hersteld, maar kansenongelijkheid tussen groepen jongeren neemt toe

Dit is het eindrapport van het tweejarige monitoronderzoek naar de invloed van de coronapandemie (maart 2020 tot en met december 2021) op de overgang van het onderwijs naar de arbeidsmarkt. De afgelopen twee jaar is op deze webpagina halfjaarlijks een monitor en een infographic met de meest recente onderzoeksresultaten verschenen. In juli 2021 is een tussenrapport van het onderzoek gepubliceerd. Dit eindrapport markeert de afsluiting van het onderzoek.

Een onverwacht valse start op de arbeidsmarkt
Jongeren die vlak voor of tijdens de coronapandemie de arbeidsmarkt opkomen beleven een onverwacht valse start, maar hun gemiddelde baankansen lijken inmiddels hersteld. Zo hebben jongeren die vlak voor de coronapandemie de arbeidsmarkt opkomen (uitstroomcohort 2018-2019) vooral lagere baankansen tijdens de eerste lockdown, maar zien zij hun baankansen daarna snel herstellen. Jongeren die tijdens de coronapandemie de arbeidsmarkt opkomen (uitstroomcohort 2019-2020) hebben korte tijd lagere baankansen door de tweede lockdown, maar zien hun baankansen daarna ook snel toenemen.

Toename kansenongelijkheid op de arbeidsmarkt
Deze cijfers geven echter slechts een overkoepelend en gemiddeld beeld voor alle startende jongeren, maar geen inzicht in welke groepen harder zijn geraakt en nog altijd minder kansen op de arbeidsmarkt hebben dan voor de coronapandemie. Uit verdiepende analyses blijkt dat jongeren zonder startkwalificatie, jongeren met maximaal een mbo-2-opleiding, jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond en jongeren met een gezondheidsbeperking relatief lagere baankansen hebben en dat deze kansen ook minder herstellen na de lockdowns. De kansenongelijkheid tussen groepen jongeren bij de overgang van het onderwijs naar de arbeidsmarkt is dus tijdens de coronapandemie toegenomen.

Afname uitstroom uit het onderwijs
Het aantal jongeren dat jaarlijks vanuit het onderwijs de arbeidsmarkt opstroomt is na een stijging in de afgelopen jaren tijdens de coronapandemie afgenomen: respectievelijk 22 duizend en 15 duizend jongeren in 2020 en 2021. De daling in de uitstroom ontstaat zowel door minder studie-uitval (jongeren die vroegtijdig met hun opleiding stoppen en/of geen startkwalificatie hebben) als doordat minder jongeren met een diploma de arbeidsmarkt opkomen.

Grotere uitdagingen bij zoektocht naar werk tijdens lockdowns
Uit verdiepende interviews met jongeren die tijdens de coronapandemie de arbeidsmarkt opkomen blijkt dat zij gedurende lockdowns hebben ervaren dat er weinig tot geen vacatures beschikbaar zijn en beloftes van betaalde aanstellingen tijdens stages niet zijn ingelost vanwege lockdowns. De combinatie van werkzoekend zijn, veel afwijzingen krijgen, minder contact met vrienden en familie en beperkingen in vrijetijdsbesteding valt jongeren zwaar. Iets meer dan de helft van de geïnterviewde jongeren geeft begin 2021 aan last te hebben van negatieve gedachten, somberheid, piekeren, stress, motivatieproblemen, zorgen over de toekomst en eenzaamheid.

Begin 2022 heeft driekwart van de jongeren een baan gevonden die passend is bij hun opleidingsniveau en -richting. In retrospectief geeft het overgrote deel van de jongeren echter wel aan dat ze meer ondersteuning hadden gewild bij de overstap van het onderwijs naar de arbeidsmarkt.

Monitor 4: Baankansen starters hoger dan voor de coronapandemie, maar uitstroom uit het onderwijs nog altijd minder dan verwacht
De gemiddelde baankansen van jongeren die in 2020 tijdens de coronapandemie de arbeidsmarkt opkomen zijn sinds de opening van de samenleving en ondanks een korte derde lockdown verder hersteld tot boven het niveau van voor de pandemie.

Tegelijkertijd is de ongelijkheid in baankansen tussen opleidingsniveaus groter dan voor de coronapandemie. Zo zien jongeren met al relatief lage baankansen hun baankansen deels herstellen tot op het pre-coronaniveau, terwijl de baankansen van hoger opgeleide jongeren juist zijn toegenomen tijdens de pandemie.

Monitor 3: Baankansen starters herstellen na tweede lockdown, maar dit herstel verloopt ongelijk tussen opleidingsniveaus
De gemiddelde baankansen van jongeren die in 2020 tijdens de coronapandemie de arbeidsmarkt opkwamen zijn na een dip tijdens de tweede lockdown hersteld tot boven het niveau van voor de pandemie. Tegelijkertijd blijft de ongelijkheid in baankansen tussen opleidingsniveaus groter dan voor de coronapandemie. Zo zijn jongeren met al relatief lage baankansen harder geraakt tijdens de tweede lockdown, waarvan zij maar deels herstellen, terwijl de baankansen van hoger opgeleide jongeren zijn toegenomen tijdens de pandemie. Daarnaast is het aantal jongeren dat na afstuderen werkzaam is in een coronagevoelige sector, zoals de horeca, afgenomen. Jongeren gaan vaker aan de slag bij de overheid, maar ook in het onderwijs en de gezondheidszorg.

Tussenrapport: Baankansen starters zijn hersteld, maar ongelijkheid tussen opleidingsniveaus is toegenomen en 23.000 jongeren stellen hun arbeidsmarktintrede uit
Het tussenrapport bestaat uit een literatuurstudie, een empirische analyse van CBS-microdata en interviews met werkzoekende jongeren. Deze rapportage betreft een tussenmeting, het eindrapport volgt medio 2022.

Literatuurstudie
Uit de literatuurstudie blijkt dat de overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt niet voor alle jongeren even succesvol verloopt en afhangt van verschillende factoren die door de pandemie worden uitvergroot. Jongeren met maximaal een mbo-opleiding, een opleiding in een coronagevoelige sector, een migratieachtergrond en/of met gezondheidsbeperkingen worden tijdens de coronapandemie naar verwachting harder getroffen.

Empirische analyse
Uit de empirische analyse blijkt dat na een dip tijdens de eerste lockdown de gemiddelde baankansen van jongeren die in 2019 de arbeidsmarkt opkwamen zijn hersteld tot op het niveau van voor de coronapandemie. Ook jongeren die middenin de coronapandemie het onderwijs hebben verlaten vinden in het algemeen niet minder vaak werk in de eerste maanden na uitstroom uit het onderwijs. Tegelijkertijd is de ongelijkheid in baankansen tussen opleidingsniveaus toegenomen en stellen jongeren hun arbeidsmarktintrede uit. Hoger opgeleide starters hebben tijdens de coronapandemie vaker werk, terwijl mbo-bol-opgeleiden en jongeren zonder startkwalificatie hun baankansen zagen dalen. Hierdoor is de ongelijkheid in baankansen die al bestond verder toegenomen. Daarnaast zijn er ongeveer 23.000 jongeren langer in het onderwijs gebleven dan verwacht. Ook keren jongeren tijdens de coronapandemie vaker terug in het onderwijs. Hierdoor neemt het aantal jongeren met een baan af, vooral als het gaat om jongeren die hun baankansen tijdens de eerste lockdown relatief hard zagen dalen, waaronder mbo-bol-jongeren en jongeren zonder startkwalificatie.

Interviews
Uit interviews met (werkzoekende) jongeren blijkt dat het gros van de jongeren op een vrij traditionele wijze solliciteert door voornamelijk te reageren op vacatures. Zij worden ondersteund door hun directe omgeving en maken weinig gebruik van externe ondersteuning. De geïnterviewde jongeren hebben veelal een baan, maar de aanstelling is niet substantieel en niet passend bij hun opleidingsniveau. Het zoeken naar werk in combinatie met de coronamaatregelen valt een deel van de jongeren zwaar. Jongeren geven een wisselend signaal af over hun ondersteuningsbehoefte bij het zoeken naar een baan, maar het is onduidelijk hoe het gesteld is met de kennis van jongeren over het aanbod van hulp bij arbeidstoeleiding.

Monitor 2: Baankansen starters vertonen herstel, al stellen 23.000 jongeren hun arbeidsmarktintrede uit
Na een dip tijdens de eerste lockdown zijn de gemiddelde baankansen van jongeren die na afloop van het studiejaar 2018-2019 de arbeidsmarkt opkwamen hersteld tot op het niveau van voor de coronapandemie. Ook de jongeren uit cohort 2019-2020 die middenin de pandemie het onderwijs hebben verlaten vinden in het algemeen niet minder vaak werk tijdens het begin van de tweede lockdown in december 2020. Tegelijkertijd is de al bestaande ongelijkheid in baankansen tussen opleidingniveaus verder toegenomen. Hoger opgeleide starters hebben tijdens de pandemie vaker werk, terwijl mbo-bol-opgeleiden en jongeren zonder startkwalificatie hun baankansen zagen dalen. Dat geldt zowel voor de groep jongeren die vlak voorafgaand aan de pandemie het onderwijs verliet als voor de groep jongeren die in de zomer van 2020 de arbeidsmarkt opkwam.

Daarnaast zijn er in 2020 ongeveer 23.000 jongeren langer in het onderwijs gebleven dan verwacht. Ook keren jongeren tijdens de pandemie vaker terug in het onderwijs. Hierdoor is het aanbod van jongeren op de arbeidsmarkt afgenomen, met als gevolg dat het aantal banen van recent afgestudeerden en schoolverlaters met werk tijdens de pandemie is afgenomen. Vooral jongeren met een mbo-bol-opleiding, uitvallers uit het hoger onderwijs en jongeren zonder startkwalificatie blijven langer in het onderwijs. Die jongeren hebben structureel lagere baankansen en werden het hardst getroffen tijdens de eerste lockdown. De daling in de uitstroom uit het onderwijs ontstaat doordat gediplomeerde jongeren vaker doorstuderen, (mbo-)jongeren gemiddeld langer doen over het behalen van hun diploma en door ruim 15 duizend minder studie-uitvallers. Vooral in het hbo en het mbo daalde het aantal jongeren dat vroegtijdig stopt met de opleiding. De toekomst moet uitwijzen of deze jongeren erin slagen om een diploma te behalen, of dat zij volgend jaar mogelijk alsnog voortijdig met hun studie stoppen en de arbeidsmarkt opgaan.

Monitor 1: Ongelijkheid tussen jongeren op de arbeidsmarkt neemt toe
Aan het eind van de eerste coronagolf hadden 10.000 minder jongeren een baan van minimaal drie dagen per week ten opzichte van een jaar eerder. De coronapandemie heeft vooral gezorgd voor een valse start op de arbeidsmarkt voor mbo-bol afgestudeerden, jongeren zonder startkwalificatie en uitvallers uit het hoger onderwijs. Deze jongeren hadden ook voor de pandemie al minder kans op werk. De kansenongelijkheid op de arbeidsmarkt is in de eerste maanden van de pandemie nog verder toegenomen. Ook jongeren die de arbeidsmarkt op komen met een opleiding met structureel weinig arbeidsmarktperspectief zoals detailhandel, mediatechniek en administratieve dienstverlening en afgestudeerden in coronagevoelige sectoren zoals horeca, luchtvaart en haarverzorging worden hard geraakt. Bovendien is de achterstand in baankansen van jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond verder toegenomen. Jongeren met een mbo-bbl (werken & leren), hbo- of wo-masterdiploma hebben het minst last van de coronapandemie. Hun baankansen zijn nauwelijks afgenomen ten opzichte van een jaar eerder.

Jongeren die zijn opgeleid als dtp’er of medewerker fotografie op mbo bol niveau 2 hebben hun baankansen fors zien afnemen, van 43 procent vorig jaar naar 28 procent in juni 2020. Ook bol-2 opgeleide administratief medewerkers en secretaressen hebben minder kans op een baan dan een jaar eerder: 40 procent ten opzichte van 47 procent. De baankansen van startende winkelmedewerkers en verkopers zijn afgenomen van 49 procent vorig jaar naar 42 procent na de eerste golf. Dit zijn opleidingen die ook voor de coronapandemie al een relatieve lage baankans boden. Mbo-bol-opleidingen in coronagevoelige sectoren die vorig jaar nog goede kansen boden zijn bijvoorbeeld de mbo-4 opleidingen tot kapper, vliegtuigonderhoudstechnicus of de mbo-3 opleiding tot horecamedewerker. Had vorig jaar juni nog 86 procent van de beginnende kappers een baan, na de eerste coronagolf is dat gedaald naar 74 procent. Afgestudeerde vliegtuigonderhoudstechnici en horecamedewerkers zagen hun baankansen dalen van respectievelijk 88 naar 74 procent en van 81 naar 71 procent. De eerste coronagolf is nauwelijks of zelfs positief van invloed geweest op de baankansen van beginnende artsen, verpleeg- en verloskundigen, onderwijsassistenten en economen.

Onderzoek
Deze monitors zijn de eerste twee in een reeks van vier halfjaarlijkse monitors die onderdeel uitmaken van een meerjarig onderzoek naar de impact van corona op de startpositie van jongeren op de arbeidsmarkt. Het onderzoek wordt uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek en het Verwey-Jonker Instituut met subsidie van ZonMw. Voor de eerste monitor zijn de baankansen in juni 2020 van alle jongeren van 16 tot 30 jaar die in 2018-2019 de arbeidsmarkt op kwamen vergeleken met die van jongeren die een jaar eerder de arbeidsmarkt instroomden. Voor de tweede monitor zijn de baankansen in december 2020 van alle 463 duizend jongeren van 16 tot 30 jaar die in 2019-2020 of 2018-2019 de arbeidsmarkt op kwamen vergeleken met die van jongeren die een jaar eerder de arbeidsmarkt instroomden. De baankans is gemeten als het aandeel jongeren met een baan van minimaal 3 dagen per week.

Methode
Het onderzoek gebruikt integrale gegevens over alle afgestudeerden via de Microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Door het integrale karakter van de CBS Microdata geeft deze monitor een compleet beeld van de arbeidsmarktpositie van alle afgestudeerden in Nederland. Op deze gegevens worden statistische en econometrische analyses uitgevoerd om verschillen nader te analyseren.