Resultaten
De landbouwvrijstelling is een fiscale regeling die ervoor zorgt dat een ondernemer die eigen grond gebruikt voor het uitoefenen van een landbouwbedrijf, een vrijstelling geniet voor waardeveranderingen van de betreffende grond. De vrijstelling bestaat al sinds 1918 en diende oorspronkelijk ertoe om de eigenaar-agrariër en de eigenaar-verpachter van landbouwgrond fiscaal gezien gelijk te behandelen. Vóór de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) repareerde de vrijstelling de onevenwichtige heffing van eigenaar-agrariërs ten opzichte van eigenaar-verpachters. Met de invoering van de Wet IB 2001 en het gelijktijdige handhaven van de landbouwvrijstelling ontstond de omgekeerde situatie: eigenaar-verpachters worden in de heffing betrokken, terwijl voor de eigenaar-agrariërs die aanspraak maken op de landbouwvrijstelling de waardeverandering van de landbouwgrond deels of geheel buiten aanmerking blijft voor de heffing.

Sinds 2001 staat de landbouwvrijstelling haaks op de doelstelling, namelijk het realiseren van een fiscaal gelijke behandeling. Uit dit gegeven volgt direct dat de landbouwvrijstelling niet doeltreffend is. Geredeneerd vanuit het oorspronkelijke doel van de regeling (fiscale neutraliteit) is de regeling daarmee ook in beginsel direct niet doelmatig (geen doelmatigheid zonder doeltreffendheid), mits er geen bijzondere neveneffecten zijn die tot een andere conclusie nopen.

De regeling is in het verleden gehandhaafd onder vermelding van de mogelijkheid dat de vrijstelling positieve neveneffecten heeft op de grondmarkt (prijsvorming en mobiliteit), de financiering van (overdracht van) landbouwondernemingen, de vermogenspositie van agrariërs, het concurrentievermogen van de Nederlandse agrosector, en de (mogelijkheden voor) verduurzaming van de sector. De veronderstelde neveneffecten van de landbouwvrijstelling vinden geen steun in de praktijk, en dienen daarmee niet als een rechtvaardiging voor het voortbestaan van de landbouwvrijstelling.

Het feit dat de landbouwvrijstelling doeltreffend noch doelmatig is (ook niet bezien vanuit eventuele neveneffecten) werpt de vraag op wat het beleidsmatig handelingsperspectief is. Afschaffing lijkt de logische route, zoals ook eerder betoogd c.q. geanalyseerd is in eerdere rapporten en (evaluatie)onderzoeken. Met een passende overgangsregeling die belasting met terugwerkende kracht tegengaat, is afschaffing een haalbare kaart. Hervorming van de landbouwvrijstelling zodat een of meerdere van de mogelijke neveneffecten wel gestut worden door de regeling lijkt beleidsmatig minder logisch. Er bestaan reeds instrumenten die op een doeltreffendere en doelmatigere manier in deze behoeften voorzien.

Het onderzoek
Evaluatie van de landbouwvrijstelling in 2023 is onderdeel van de Strategische Evaluatieagenda (SEA) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Het ministerie van LNV en het ministerie van Financiën hebben SEO Economisch Onderzoek gevraagd om deze evaluatie uit te voeren. Deze evaluatie ziet op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de landbouwvrijstelling n op eventuele neveneffecten van de landbouwvrijstelling.

Methode
Dit onderzoek benut een mix van kwantitatieve en kwalitatieve methoden, namelijk analyse vanuit de (beleids)economische theorie, literatuuronderzoek, interviews, en kwantitatieve analyse op basis van macrocijfers en CBS Microdata.

Lees hier de Kamerbrief van het ministerie van LNV en het ministerie van Financiën over dit onderzoek.