Vraagstelling
Er is discussie over de ontwikkeling van lonen, de groei van het huishoudinkomen en winsten van bedrijven. De loonontwikkeling zou achterblijven bij de groei van het nationale inkomen (bbp) en de groei van het huishoudinkomen stagneert, terwijl de winsten van het bedrijfsleven juist hoog zijn en een oplopende trend zouden hebben. In deze discussie wordt vaak verwezen naar de ontwikkeling van de arbeidsinkomensquote (AIQ). Deze quote geeft aan welk deel van het verdiende inkomen naar de factor arbeid gaat en uiteindelijk bij huishoudens terechtkomt. Het overige deel van het verdiende inkomen gaat naar de overige productiefactoren en wordt vaak gelijkgesteld aan de winsten van bedrijven. In dit onderzoek rapporteren we over de meest recente ontwikkeling van de AIQ in Nederland en duiden we de veranderingen. Ook wordt de ontwikkeling van lonen en winsten in kaart gebracht op basis van de Nationale Rekeningen van het CBS.

Methode
Dit onderzoek maakt op basis van de Nationale Rekeningen van het CBS een empirische analyse van de ontwikkeling van het loonaandeel en kapitaalaandeel in de toegevoegde waarde vanaf 1995.

Resultaten
De verandering van de arbeidsinkomensquote (AIQ) volgt slechts in beperkte mate uit de loonontwikkeling. De reden is dat lonen zich stabieler ontwikkelen dan andere componenten van de AIQ. Decompositie van veranderingen van de AIQ laat zien dat deze vooral het gevolg zijn van veranderingen in het netto exploitatieoverschot en de toegerekende huurwaarde van woningeigenaren. Voor huishoudens geldt dat de verandering van hun arbeidsaandeel in de beloning van arbeid en kapitaal vooral afhangt van de verandering in de kapitaalbeloning. Ook hangt de (verandering van de) AIQ slechts beperkt samen met de verandering van de (netto) bestedingen van huishoudens.

De verhouding tussen de reële loonvoet, reële lonen en arbeidsproductiviteit is de beste indicator voor loonruimte. Het niveau en veranderingen van de AIQ zijn op de korte termijn is niet bruikbaar voor een indicatie van loonruimte of de beloning van arbeid, vanwege schommelingen en bijstellingen. Vooral in turbulente economische tijden, zoals de huidige, wordt de AIQ dikwijls achteraf bijgesteld, waardoor de geraamde AIQ in een jaar niet informatief is voor het werkelijke niveau. Een sectorale uitsplitsing is niet informatief vanwege verschillen in productiestructuur. Op macro-economisch niveau is de AIQ als een van de indicatoren op middellange termijn bruikbaar. Ook het netto exploitatieoverschot en de solvabiliteit zijn beperkt informatief voor de loonruimte in de economie. Deze cijfers zijn namelijk niet actueel en de middelen kunnen noodzakelijk zijn voor bedrijfsvoering en investeringen.

De loonvoetontwikkeling loopt vanaf de jaren ’90 in de pas met de arbeidsproductiviteitsgroei. In de jaren ’70 stijgen de loonvoet en de reële lonen sterker dan de productiviteit, waarna in de jaren ’80 een correctie volgt op deze ontwikkeling. Het afgelopen jaar heeft de overheid een deel van het inkomensverlies door gestegen energieprijzen gecompenseerd. De loonontwikkeling is momenteel bezig met het maken van een duidelijke inhaalslag die past bij de hoogconjunctuur. De huidige macro-economische onzekerheid leidt tot looptijdverkorting van cao’s en hogere incidentele vergoedingen. Dit wijst erop dat we op de top van de conjunctuur zijn beland, wat consistent is met de geraamde afkoeling van de economie in de komende jaren waarin de loonvoetgroei na-ijlt. De netto winstquote van Nederlandse bedrijven is nagenoeg vlak vanaf 1995. Dit komt overeen met een nagenoeg vlakke AIQ. Conjuncturele schommelingen van de winstquote correleren met gerealiseerde winsten van het bedrijfsleven. De mogelijkheden om de hogere kosten (als gevolg van de hoge inflatie) door te berekenen verschillen tussen bedrijven en sectoren, waarbij minder dan de helft van de bedrijven de kosten in hoge mate kan doorberekenen. De verwachtingen over omzet, bedrijvigheid en winst zijn relatief neutraal. Ondernemers geven wel aan dat prijsstijgingen de meest zorgelijke commerciële ontwikkeling zijn.